Als politiek
afglijdt tot juichen voor zichzelf en afrekenen met de ander
Deze week: als
het hele Haagse bouwwerk wankelt: een epidemie van bedreigde
politici, een onmachtige staat, een formatie met lage aspiraties,
Europese kritiek op de democratie. Ofwel:
wie doorbreekt
deze malaise nu eindelijk eens?
De week bracht moment na moment waarop je dacht: het is alsof het
hele Haagse bouwwerk wankelt. Normaal leest de nationale politiek
Europa graag de les. Vrijdag las de Raad van Europa de nationale
politiek de les – en niet over een paar regeltjes, maar over de
democratie zelf.
Tien maanden terug beloofde het kabinet-Rutte III de slachtoffers
van de Toeslagenaffaire te helpen. Maandag constateerde
de Nationale Ombudsman dat de overheid onmachtig is de meeste
slachtoffers te helpen.
Donderdag maakte één van de beste Kamerleden, Bart Snels
(GroenLinks), zijn
vertrek bekend – uit verzet tegen innige samenwerking met de
PvdA, en uit weerzin tegen de „destructieve politiek” in de
Kamer.
Over de formatie hoorde je dat een bescheiden beleidsagenda
voorlopig de kansrijkste manier is om de zaak gaande te houden. Na de
moeizame maanden zijn relaties tussen betrokken politici broos, en is
het vertrouwen in het nieuwe kabinet klein, dus in de top van een van
de onderhandelende partijen hoorde je woensdag: „We missen de
kracht om veel gewaagde keuzes te maken.”
En als klap op de vuurpijl was er dinsdag D66-leider Sigrid Kaag,
die de strafzaak bijwoonde
tegen een man die haar met de dood bedreigde, later in de week
gevolgd door een NOS-bericht over talrijke
doodsbedreigingen aan het adres van premier Mark Rutte.
Het bevestigde dat het abnormale nu normaal is: elke bekende
politicus moet leven met het vooruitzicht dat boze landgenoten hun
intimidaties omzetten in daden.
Dus de democratie zelf, de overheid, de Kamer, formerende
partijen, partijleiders: ze kwamen allemaal aan de beurt – en je
vroeg je af: wie doorbreekt deze malaise nou eindelijk eens?
Er werden wel pogingen gedaan – maar helaas onderstreepten die
het probleem alleen maar. Zo had Platform O, een
interessante publicatie op het snijvlak van ambtenarij en
bestuurskunde, de aankondiging van een Succesverhalenfestival.
„Iedereen die betrokken is bij de publieke sector”, stond
er, „wordt uitgenodigd waargebeurde en vooral mooi vertelde
verhalen in te sturen over kleine en grote overwinningen in
overheidsland.”
Goed bedoeld natuurlijk, aantonen dat de overheid méér is dan de
Toeslagenaffaire, maar je dacht: als ze elkaar gaan aansporen vooral
positief over zichzelf te zijn, doen ze precies wat iederéén in Den
Haag al doet.
Want wie de malaise probeerde te doorgronden, stuitte in de meeste
Haagse domeinen op hetzelfde gedragspatroon: juichen voor jezelf en
afrekenen met de ander.
En het interessante was: als je hoorde wat voor teksten verdachten
van de bedreiging van politici uitslaan, zijn het vaak boze mensen
die ook willen dat hun voortreffelijke inzichten worden gehoord. En
nú luister jij eens naar mij.
Je kon dit afdoen als het gedrag van gefrustreerde warhoofden,
maar wie de aanbevelingen van de Raad van Europa voor de Nederlandse
democratie las kwam in feite hetzelfde ongerief tegen. De Raad wil
dat de positie van volksvertegenwoordigers tegenover de regering
wordt versterkt met geld voor medewerkers en recht op informatie.
Tegenmacht.
Kamerleden moeten kortom kunnen zeggen: en nu luisteren jullie
eens naar ons.
Alleen: uit de kritiek van het vertrokken Kamerlid Snels, nota
bene de initiator van het parlementair onderzoek naar de
Toeslagenaffaire, kon je opmaken dat ook de volksvertegenwoordiging
niet bescheiden is in het opdringen, aan anderen, van haar
opvattingen en analyses.
Zo laakte Snels de wens om politici te „beschadigen”,
„ambtenaren in het beklaagdenbankje” te zetten en bewindslieden
„om de haverklap voor leugenaar” uit te maken.
Zo werkt Den Haag nu: vanuit elk domein worden eisen aan andere
domeinen gesteld - waarmee iedereen het probleem buiten zichzelf
plaatst. Kinderlijke onredelijkheid, die ook iets ernstigs onthult:
de verhoudingen tussen kabinet, Kamer, ambtenaren en burgers zijn uit
het lood geslagen, en hebben een nieuw evenwicht nodig.
Het heeft ook te maken met het veranderende democratiebesef in de
maatschappij. De vermoeidheid over democratische gewoonten leeft vrij
breed. Het trage zoeken naar evenwicht in besluitvorming – een
bestuurlijke traditie – verliest het van het verlangen naar
snelheid – de korte klap. Genoeg gepraat. Geen getalm meer. Nu ben
ik.
De versplintering is hier natuurlijk ook een uiting van. Kiezers
identificeren zich liever niet meer met partijen waarin mensen met
afwijkende meningen of een andere identiteit zitten: in de veiligheid
van gelijkgezinden is het gemakkelijker afrekenen met anderen.
De paradox is dat politicologen er vaak op
wijzen dat versplintering goed is voor het vertrouwen in de
democratie. Op zich logisch: meer mensen vinden een politiek thuis.
Maar het nadeel is ook enorm: juist het laatste half jaar, met
negentien fracties in de Kamer, liet zien dat diezelfde
versplintering spektakelleegte stimuleert: Kamerleden, vooral nieuwe,
die moeite hebben de aandacht op zich te vestigen - en dus de raarste
fratsen uithalen.
Extra handicap is dat ze opereren in een periode van
mediavermoeidheid. De angst voor corona daalt, dus na 2020, met
torenhoge kijk- en klikcijfers, consumeren mensen nu minder nieuws en
informatie. Sjoerd Pennekamp van Stichting Kijkonderzoek stuurde me
data waaruit blijkt dat informatieve programma’s en talkshows
afgelopen september zelfs minder kijkers hadden dan september 2019.
Een ongemakkelijke werkelijkheid voor Kamerleden: meer
concurrentie in Den Haag, minder belangstelling in het land.
Oplossing: méér capriolen.
Het maakt de cirkel rond, want bij die buitenissigheid hoort dat
de polarisatie in de nationale vergaderzaal verscherpt. De NCTV
noteerde
nog in april dat „negatieve vormen van polarisatie”
„maatschappelijke onrust” en „radicaliseringsprocessen”
bevorderen, zeker ook door de coronabestrijding.
Dus Kamerdebatten waarin grove taal, zware beschuldigingen en
complottheorieën hand in hand gaan, zijn allang geen entertainment
meer: zij onderstrepen een parlementair beschavingsverlies waar de
hele democratie onder lijdt.
Een overgangsperiode als deze, en de malaise waarin de
politiek-bestuurlijke gemeenschap zich bevindt, kan pas aan zijn
einde komen als politiek leiders er hun gezag voor in de waagschaal
durven stellen. Rutte is hiervoor de eerst aangewezene. Het duurt
alleen zorgelijk lang voordat hij zich op dit punt laat gelden.
Maar uiteindelijk gaat het over meer dan de premier. De relatie
tussen Kamer en kabinet moet zich opnieuw zetten. De relatie tussen
Kamer en ambtenaren. De werkafspraken van de Kamer zelf. Met drie
parlementaire enquêtes voor de boeg maakt men zich wel erg kwetsbaar
als meer vertrekkende Kamerleden zoals Snels vaststellen dat het
parlement vooral uit is op „beschadiging” van andere politici.
Maar het voornaamste is natuurlijk dat de overheid weer vertrouwd
kan worden door haar burgers. En dat aan het hoofd van die overheid
iemand staat die dit besef bij voortduring wil uitstralen. Die weet
dat de ontstane vertrouwensbreuk niet met wat leuke beloftes geheeld
is.
Want denken dat je deze malaise achter je laat met enkele extra
Succesverhalenfestivals, miskent de diepte van het vraagstuk. Den
Haag heeft in zijn verschillende hoedanigheden nu wel genoeg gejuicht
voor zichzelf, en voldoende afgerekend met anderen.
Wat dit betreft zou – als oefening – een omdraaiing wel een
boeiend experiment voor Kamerleden, bewindslieden en ambtenaren zijn:
een jaar of drie verplicht juichen voor de burger, en alleen
afrekenen met zichzelf.
Nog meer over politiek van Tom-Jan Meeus op NRC.nl --- Hier ---