donderdag 15 april 2010

Column Anton Geesink: De fouten van Sven Kramer

De reputatie van Anton Geesink als lichtelijk 'Nationale Brombeer'met steeds dezelfde 'pispalen'. Ook in het hieronder vertoonde stuk uit het blad Sport-FM. Toch heeft hij hier ook wat interessante denkbeelden over sport.


NIET DE NEDERLANDSE SCHAATSERS, MAAR HET SCHAATSEN IS DE GROTE WINNAAR VAN VANCOUVER
Mondialisering schaatsen zet door met Zuid-Korea voorop




De Olympische Winterspelen in Vancouver hebben record aantallen toeschouwers aan de beeldbuis gekluisterd. En in Vancouver, naast de grote aantallen toeschouwers in de stadions, ontelbare mensen de straat opgebracht. Ik had het voorrecht er met de neus bovenop te zitten.
Vooreerst proficiat aan alle Nederlandse medaillewinnaars.

Oog voor verbeteringen van dag tot dag
In mijn werk als IOC-Member Delegate for Games Observation droeg ik tijdens de Olympische Spelen de verantwoordelijkheid voor het welbevinden van 3.000 atleten en hun entourage. De IOC-leden die als waarnemer op alle locaties aanwezig waren, rapporteerden dagelijks aan mij, waarna het mijn taak was problemen bespreekbaar te maken op de juiste plekken in de organisatie en op de juiste niveaus. Waar nodig op het hoogste niveau in de “Daily Coordination meeting during the Games”, waar mijn inbreng vast agendapunt is.
In dat werk stond voor mij het welbevinden van de atleten voorop. Zij moesten zich na aankomst in het Olympisch dorp, of dat nu in Vancouver of in Whistler was thuis voelen. Ik ga ervan uit dat in hoge mate gelukt is. De atleten hadden niets dan lof over het Olympisch dorp en alles wat daarbij komt kijken: de logementen, de voeding, de ontspanningsruimten, de medische verzorging etc. etc.
Helaas werd mijn werk als IOC-Delegate Member door het optreden van NOC*NSF bestuursleden niet gemakkelijker op gemaakt. Vrijwilligers (met Nederlandse roots) die het protocol op de official–tribune dienden te bewaken, kregen uit NOC*NSF-hoek, tegen hun instructie in, de opdracht stoelen op de eerste rij te reserveren tot het de NOC*NSF bestuursleden geriefde er gebruik van te maken.

Schaatsen: domino effect

Ofschoon het werk mij dagelijks urenlang aan mijn tijdelijk kantoor bond, heb ik toch veel wedstrijden kunnen bezoeken. Zo heb ik vrijwel alle schaatswedstrijden kunnen bezoeken.
En dan ontkom ik uiteraard niet aan een Sven Kramer-alinea op te nemen. De aaneenschakeling van fouten zorgde voor een domino-effect. Ik zal dat uitleggen en begin daarbij met kritiek die ik enkele maanden geleden in een column uitte. Namelijk dat atleten `coachverslaafd` zijn geworden. Ik schreef dat nadat ik afgelopen jaar de wk-atletiek en wk- judo had bezocht. Ook bij schaatswedstrijden heeft het er alle schijn van dat atleten geen minuut zonder trainer/coach kunnen. Nog eerder had ik in een column al opgeroepen de atleten hun persoonlijkheid terug te geven. Kramer heeft die gelukkig.

Maar Sven Kramer maakte in Vancouver wel ten minste drie fouten en dat kostte hem en Nederland twee keer goud. Op de 10 km en in de teamwedstrijd.
Sven ging naar Vancouver als `onoverwinnelijk`. Met zijn eerste gouden plak bevestigde hij die verwachting. Daarom had hij niet moeten starten op de 1500 meter. Daar had hij immers nauwelijks een medaillekans. Hij zou het immers maximaal een vijfde of zesde plaats kunnen halen en kon er alleen maar slechter op worden bij een resultaat dat daar onder lag.

Een fout, hoe toevallig ook, staat nooit op zichzelf. Ruim voor de race van Sven op de 1500 meter werd ik door verschillende IOC-collega’s (o.w. prins Willem-Alexander) en andere uit Nederland afkomstigen (w.o. Achmea, directie-voorzitter drs. Maassen en Olympisch historicus Tony Bijkerk) aangesproken over de kansen van Sven. Ik weet dat het hard overkwam, toen ik zei ervan overtuigd te zijn dat Sven niet zou moeten starten op de 1500 meter. Het risico dat zijn status als onoverwinnelijke zou worden aangetast, was gewoon te groot. Met alle gevolgen voor het zelfvertrouwen, de marktwaarde en de voorbereiding op de 10 km en teamwedstrijd.

Wij hebben vervolgens gezien wat er gebeurde op de 10 km. In de teamwedstrijd waarin de Nederlandse ploeg goud verspeelde, zijn, als ik het goed begrepen heb, onderlinge afspraken niet nagekomen. Voor mij verklaarbaar, want Sven was op dat moment niet meer de onoverwinnelijke. Gevolg: de beide andere schaatsers gaan anders de race in; de hiërarchie is niet meer als vanzelfsprekend en dan is afwijken van afspraken een stuk makkelijker.

Sven is een sportman, hij wil rijden. Dat is logisch. Zijn entourage had echter moeten ingrijpen en hem beschermen tegen deelname aan de 1500 meter. Voor de rest is hij zelf verantwoordelijk. Ik zeg dat als ervaringsdeskundige. Niet alleen omdat ik zelf 21 keer Europees kampioen werd, drie keer wereldkampioen en één Olympische titel haalde, maar in mijn eigen periode als club- en nationaal coach hebben judoka’s onder mijn leiding ook zo’n 160 Nederlandse, Europese- en wereldkampioenschappen en Olympische titels behaald. Ik trok strakke lijnen. Er waren beslissingen die ik overliet aan de atleet. Er waren ook beslissingen die ik zelf nam (de eenzaamheid van de coach) omdat ik wist dat je die niet moet overlaten aan de sporters die zo graag sporten en winnen.

Kort gezegd; we moeten niet de oorzaak zoeken ín het incident, maar er vóór. Het incident is het gevolg van en niet de oorzaak van de foute baanwissel. Dat geldt ook voor de achtervolgingsploeg die brons in plaats van goud pakte.

Ik heb Sven Kramer en Gerard Kemkers schriftelijk gecomplimenteerd met hun uitingen in de pers na afloop.

Tokio 1964
Volgens Henk Gemser hebben de Nederlandse schaatsers 25% gehaald van de medailles die in schaatswedstrijden te verdienen waren. Eigenlijk een historisch dieptepunt voor de Nederlandse schaatssport. Daar mag je niet tevreden over zijn. Niettemin ben ik als IOC-vertegenwoordiger in Nederland dik tevreden met het resultaat en om uit te leggen waarom neem ik u even mee naar de Olympische Spelen van 1964 in Tokio.

Als Japan in het judo in 1964 alles had gewonnen wat te winnen viel, zou judo een lokale sport zijn gebleven. Toen ik echter als eerste niet-Aziaat de gouden medaille won in alle categorieën, was dat eigenlijk een geschenk voor Japan in plaats van een nederlaag. Mijn gouden medaille bewees immers dat het judo geen lokale sport meer was en dus voldeed aan de IOC-eisen.

Zo ook de schaatssport. Het schaatsen is aan het mondialiseren. Met in de achtervolging Zuid-Korea op kop. Dat land heeft nog maar een zeer korte schaatstraditie en dat zegt iets over het ambitie niveau van hun NOC-voorzitter Park.

Thuis voelen
In de aanhef gaf ik aan dat doelstelling van mijn IOC werk is dat de atleten zich van meet af aan thuis voelen. Anders kunnen ze niet optimaal presteren. Wat voor atleten geldt, mag natuurlijk ook voor ons gelden. Ook wij moeten ons thuis voelen tijdens de Spelen willen wij ons werk goed doen. En dat werd ons in Vancouver gemakkelijk gemaakt. De eerste week had ik een chauffeur/host, de naam Edward van Ruijven zegt het al, met Nederlandse roots. Hij is in Rijswijk geboren en op zevenjarige leeftijd met zijn ouders de Atlantische Oceaan overgestoken. Inmiddels heeft hij zelf een gezin.
Maar hij onderhoudt nog steeds de banden met zijn Nederlandse familie. Die was trouwens ook in Vancouver, want niemand minder dan schaatster Diane Valkenburg is een nicht van Edward. En zo kon het gebeuren dat Edward op de dag waarop Diane haar 3000 meter reed, niet verscheen in zijn Vanoc-uniform, maar in fel oranje. Samen met zijn familie die eveneens rijkelijk in het oranje was uitgedost, volgde hij haar wedstrijd vanaf de tribune. Dat leverde de volgende dag een mooie kleurenfoto van Edward en zijn Nederlandse familie op in een van de Canadese kranten. Na een week werd Edward afgelost door Egon Andre. 24 jaar geleden emigreerde Egon en zijn echtgenote Ria naar Vancouver. De Limburger, geboren en getogen in Vaals was eigenaar van een groot architectenbureau, zat in het bestuur van het Heerlens HBO en was bestuurslid van de bekende Bundesligavoetbalclub Alemania Aken. Hen beviel de natuur en de cultuur van de mensen in Canada tijdens een vakantie zo dat zij voor Canada kozen, ook omdat zij aan den lijve ondervonden dat Canada beter was voor hun gezondheid dan Nederland. Het klikte meteen tussen Egon, Jans en mij. Dat het klikte tussen Egon en Martin Franken, die voor de elfde keer tijdens Olympische Spelen het office management verzorgde voor mijn werk als IOC-Member Delegate for Games Observation, zal niemand verbazen. Martin woont in Heerlen, heeft ook veel affiniteit met het onderwijs en … spreekt hetzelfde dialect als Egon.

Thuis voelen
Kortom wij voelden ons thuis in Vancouver. Wij zijn echt geraakt door de motieven die de VANOC-vrijwilligers, ook Sarah en Monique die ons op kantoor assisteerden, hadden voor hun vrijwilligerswerk. Zonder uitzondering hadden zij een verantwoordelijke en hooggekwalificeerde baan in hun dagelijkse leven. Maar ze maakten tijd vrij. Zonder uitzondering was hun argument: “Wij willen iets terug doen voor het land dat ons zoveel heeft gegeven”. Vertaald naar Nederland zijn dergelijke uitspraken in het kader van het Olympisch Plan 2028 ten minste zo belangrijk als het realiseren van een Olympisch dorp voor 15.000 tijdelijke bewoners, het mobiliseren van pakweg 55.000-70.000 hotelbedden alleen al voor de geaccrediteerden of het bepalen welke stad de eventuele bid gaat uitbrengen.

Anton J. Geesink, IOC-lid

Meer uit het blad

Geen opmerkingen:

Een reactie posten