Afbeelding overgenomen van --- Hier ---
Dichters & Denkers De winter van de literatuur Cyrille Offermans
Groene.nl 7 december 2022 – verschenen in nr. 49 originele artikel --- Hier ---
Dat er op het Europese continent een oorlog zou uitbreken was tot en met de avond van de 23ste februari niet te voorzien. Hoewel Russische legers diezelfde avond op het punt stonden Oekraïne binnen te vallen, dachten talloze deskundigen nog dat het om intimiderende schijnbewegingen ging. Amerikaanse waarschuwingen werden niet serieus genomen, Maarten van Rossem beweerde met veel aplomb dat Poetin heus zo gek niet zou zijn.
Toch zou het te makkelijk zijn om Van Rossem dat – afgezien van die apodictische toon – te verwijten, vrijwel niemand kon zich een dergelijke beschavingsbreuk voorstellen, ook de meeste Oekraïners niet. ‘Vermoedelijk hoort het bij de aard van een beschavingsbreuk dat die moeilijk voorstelbaar is.’ Ik citeer de Duitse literatuurcriticus Uwe Wittstock. Alleen heeft die het niet over de oorlog in Oekraïne, maar over het begin van het nazisme in Duitsland in Februari 1933. Ook toen voorzag vrijwel niemand wat er te gebeuren stond, hoe kortzichtig dat achteraf ook mag lijken.
Het ging razendsnel. Een maand, meer tijd hadden de Duitse antidemocraten niet nodig om de democratie volledig te ontmantelen. Wie eind januari op vakantie ging vanuit een rechtsstaat, aldus Wittstock, kwam vier weken later terug in een dictatuur. Illustratief daarvoor is het lot van Lion Feuchtwanger, een van de succesvolste en door de nazi’s gehate (joodse) romanauteurs uit de Republiek van Weimar. Feuchtwanger ging in november 1932 voor een lezingenreeks naar de Verenigde Staten, hoorde op 30 januari dat Hitler was beëdigd en besloot niet naar zijn pas gebouwde villa in Berlijn terug te keren maar naar Oostenrijk. Daar hoorde hij dat SA’ers hem in Berlijn hadden willen arresteren, uit frustratie alles wat los en vast zat in puin hadden geslagen en het personeel hadden gemolesteerd. Zelf zou hij later via Frankrijk naar de VS vluchten, voorgoed.
‘Maakt u zich geen illusies. De hel regeert’
Natuurlijk is Februari 1933 niet het eerste boek waarin de machtsovername van Hitler wordt beschreven. Maar niet eerder gebeurde dat op deze manier, vanuit het perspectief van een aantal belangrijke schrijvers en letterlijk van dag tot dag. Op grond van dagboekaantekeningen, notities en brieven volgt Wittstock hun reacties op de politieke ontwikkelingen van zeer nabij. ‘Voor alles wat in dit boek wordt verteld bestaan bewijzen.’ Je zou het een vorm van synchrone geschiedschrijving in episch-filmische stijl kunnen noemen: de auteur zoomt bij voorkeur in op gebeurtenissen waar schrijvers elkaar treffen, op feesten, vergaderingen en demonstraties, en beschrijft daarbij hun uiteenlopende opvattingen en emoties. Dat maakt dat het boek bij vlagen eerder leest als een roman, een spannende roman zelfs, dan een studie.
Jammer is het misschien wel dat vroege vluchtelingen door deze opzet niet of nauwelijks in beeld komen. Walter Benjamin bijvoorbeeld wordt zelfs niet één keer genoemd, hij bevond zich in het begin van Wittstocks geschiedenis al in Parijs; Joseph Roth krijgt nog net een korte vermelding. Hij had zojuist zijn Radetzkymars voltooid, illusies over de nazi’s had hij minder dan wie ook. In de prille ochtend van 30 januari vertrok hij onmiddellijk per trein naar Parijs, vanwaar hij zijn talmende vriend Stefan Zweig er per brief van probeerde te overtuigen ook te vluchten: ‘Het is gelukt de barbarij te laten regeren. Maakt u zich geen illusies. De hel regeert.’
Maar Zweig was niet de enige die dat niet kon geloven. Ook Thomas Mann, die in het boek van Wittstock een prominente rol speelt, was niet makkelijk tot vluchten te bewegen. De grote schrijver heeft lang geloofd dat de oeroude Duitse geest en cultuur superieur waren aan de democratie en de westerse beschaving; pas in 1922 kiest hij gedecideerd partij voor de nieuwe democratische republiek. In februari 1933, de maand die Wittstock als ‘de winter van de literatuur’ typeert, bereidt hij een internationale lezingenreeks voor over Richard Wagner, waarin hij de componist in bescherming neemt tegen de nationalisten onder diens aanhangers; hij noemt hem manmoedig een ‘socialist en cultuuroptimist’ en zegt in zijn mythologiserende muziektheater een ‘Europese’, ja zelfs ‘kosmopolitische’ geest te horen.
Intussen vinden er overal demonstraties, plunderingen en aanslagen plaats tegen iedereen die ook maar iets van die Europese geest belichaamt, joden, socialisten, communisten, intellectuelen, kunstenaars. Acht dagen voor een SA-commando met bijlen de deur van zijn Berlijnse woning inslaat, vlucht George Grosz vanuit Bremerhaven naar Amerika, waar hij vrijwel onbekend is en nooit meer zijn oude niveau zal bereiken. Käthe Kollwitz, de geëngageerde beeldhouwer, wordt gedwongen haar lidmaatschap op te zeggen van de Pruisische Akademie. Opvoering van Brechts Heilige Johanna van de slachthuizen in Darmstadt wordt verboden, in Hildesheim bekogelen toeschouwers het toneel van zijn Dreigroschenoper met rotte eieren, waarna de nsdap een verbod van het stuk eist.
Aan het eind van de maand nemen de terreur en het aantal arrestaties snel toe. Op 27 februari brandt het Rijksdaggebouw, op 28 februari worden alle belangrijke grondrechten afgeschaft en begint de dictatuur. Dat is amper dertig dagen na Hitlers beëdiging tot rijkskanselier. Pas op 10 maart begrijpt Thomas Mann dat ook hij moet vluchten, eerst naar Zwitserland, dan naar de VS. Wittstock heeft die verbijsterend snelle afbraak van de democratische republiek overtuigend en beklemmend vastgelegd.