Bihac, Milyar (18), al zes jaar onderweg © Mounir Samuel
SHARTIE AART DEKKER; KERST-SCHAAMTE
NIET ALLEEN OEKRAÏNSE VLUCHTELINGEN VERDIENEN HULP EN MENSELIJKHEID
'Een walk of shame door Bosnië' – ‘Ik kom naar jou’
Kerstmis 2022.
Terecht veel aandacht voor de situatie in Oekraïne waar velen onder barbaarse omstandigheden lijden onder de terroristische genocidale vernietigingsoorlogs van de barbaarse oorlogsmisdadiger Putin.
Ook weer een opleving van aandacht voor Oekraïense vluchtelingen in Nederland en elders.
Ook alweer drie gerechtelijke uitspraken die het willens en wetens illegale vluchtelingenbeleid van het kabinet Rutte-IV veroordelen. Brengt dat de politieke criminelen o.l.v. Rutte tot andere gedachten? Welnee; de interne oppositie binnen de VVD weegt zwaarder dan de wet...
Bizar, en om je dood te schamen!
Eerder dit jaar een indrukwekkend verhaal in de Groene Amsterdammer waarin een aantal Nederlanders die schaamte over de eigen regering proberen uit te drukken middels een reis door Bosnië waar vele vluchtelingen gestrand zijn.
Doel: die mensen het gevoel te geven dat er ook mensen zijn die hen wel als mensen zien door normaal menselijk gedrag.
Eigenlijk zou iedereen dit moeten lezen, en dan natuurlijk diegenen die het illegale beleid legitimeren en/of goedpraten. Dus stuur deze post vooral door mocht je mensen kennen waarvoor dat geldt...
AD
Een walk of shame door Bosnië – ‘Ik kom naar
jou’
Drie Nederlanders reizen langs diverse Bosnische steden om
vluchtelingen te bezoeken die leven in kraakpanden en tentjes. Ze
komen er niet als weldoener, maar willen de vluchtelingen iets
teruggeven van hun menselijkheid.
Mounir Samuel
11 mei 2022 – verschenen in de Groene Amsterdammer nr.
19 Het originele artikel op Groene.nl, met nog een schokkende foto extra lees je --- Hier ---
‘Je bent gekomen!’ Mubeen (32) raakt er niet over uit.
Geëmotioneerd wrijft hij in zijn ogen. Dan herstelt hij zich een
beetje. ‘Kom binnen, kom binnen!’
Enthousiast leidt Mubeen ons door een krakkemikkige deur. We
betreden een krappe ruimte die het midden houdt tussen een kamer en
een schuur en niet veel groter is dan negen vierkante meter. Een
straalkachel loeit als een bezetene. Tegen de muren liggen twee
smalle eenpersoonsmatrassen met smoezelige dekens. Mubeen, gekleed in
een donkerrode polo en merkloze joggingbroek, gaat in kleermakerszit
zitten en sommeert ons hartelijk om hetzelfde te doen. Tussen de
matrassen staat een minuscuul koelkastje. De snikhete ruimte heeft
één klein raam, afgedekt door rode luxaflex. Er is een kleine
badkamer, die tevens als keuken fungeert, met een kapotte wc die niet
doorspoelt en een open douchebak.
Luister naar De Groene
In De Groene Amsterdammer Podcast interviewt Stephan
Sanders Mounir Samuel over de ontberingen van vluchtelingen in
Bosnië. Onze podcast is elke
vrijdagochtend gratis beschikbaar
‘Dit is mijn vriend’, zegt Mubeen terwijl hij een arm om Rikko
Voorberg (41) slaat. Hij kijkt ons stralend aan. De rebelse
Amsterdamse predikant, kunstenaar en activist lacht opgelaten, maar
slaat dan toch joviaal zijn arm om de schouder van de Pakistaan.
Na 26 uur treinen en een autorit over de grens zijn we gearriveerd
in Tuzla, een middelgroot stadje in Bosnië-Herzegovina niet ver van
de Kroatische grens. De verschillende bevolkingsgroepen hebben zich
hier niet uit elkaar laten drijven. Op een plein staat een moskee,
niet veel verderop een imposante Servisch-orthodoxe kerk en daar
tegenover weer een katholieke basiliek. De uitgestrekte islamitische
begraafplaats grenst aan een veld met christelijke grafzerken. Bij
een school zie ik blauw-gele vlaggen en ‘Stop war’ op de
muur.
Het is twintig jaar geleden dat hier een wrede burgeroorlog
uitbrak. Officieel is het sinds 1995 vrede, maar het is alsof de
gevechten pas gisteren zijn gestaakt. Overal staan kapotgeschoten en
half verwoeste huizen. Bloemenwinkels zijn er ook veel, maar dan
speciaal voor grafboeketten. Volgens schattingen hebben tijdens de
oorlog zo’n honderdduizend mensen het leven gelaten.
Begraafplaatsen zijn er overal, midden in de hoofdstraten en op de
pleinen van iedere grotere en kleinere plaats en uitgestrekt over de
groene bergen rond de steden. De dood lijkt hier springlevend. Bosnië
is vergrijsd. De jonge generaties zijn vermoord of weggetrokken.
Mubeen is niet de enige die de EU in wil. Ook de Bosniërs zelf
zoeken een leven achter het onzichtbare gordijn van dat ene Europa
binnen dat andere Europa.
In Tuzla weten ze dat de oorlog in Oekraïne niet de enige is. Het
stadje wordt met regelmaat aangedaan door grote aantallen
vluchtelingen die in de kerken en moskeeën hulp zoeken en om voedsel
en geld bedelen in het winkelcentrum. Het is hier, anders dan in veel
Bosnische steden, niet strafbaar om vluchtelingen eten te geven, maar
ze mogen niet werken en in cafés en restaurants zijn ze niet welkom.
De Bosniërs weten wat het betekent om huis en haard te verlaten. De
meesten geven daarom wat ze kunnen en sommigen stellen zelfs hun
badkamer en douche beschikbaar, al wordt hun gastvrijheid door het
harde EU-beleid zwaar op de proef gesteld. De vluchtelingen blijven
komen en kunnen nergens heen. Hierdoor is de ratio tussen
vluchtelingen en de lokale bevolking soms zeven op drie.
De Kroatische hoofdstad Zagreb ligt slechts 84 kilometer verderop.
Toch lijkt de EU-lidstaat een wereld ver weg. Ook dat weten de
inwoners van deze grensplaats als geen ander. Het lukt veel
vluchtelingen maar niet om het volgende level in ‘the game’
te bereiken, zoals het mensonterende schaakspel om de EU te betreden
wordt genoemd. Ook voor Mubeen lijkt het ‘game over’.
Drie jaar zit hij al vast in deze grijze stad. Game na game heeft hij
verloren. De laatste keer probeerde hij de ‘taxi-game’. Hij
betaalde vierduizend euro om door een auto een vakje verder te komen
in dit levensechte Monopoly. Mubeen werd midden in een bos afgezet
waar hij door de chauffeur even later zou worden opgehaald. De
Kroatische grenspolitie was de taxi voor, pakte hem op, zette hem in
een geblindeerde bus en reed hem terug Bosnië in.
Een dergelijke pushback is illegaal. De Kroatische
grenswacht doet echter niets anders. Zelfs vluchtelingen die zich
netjes bij een Kroatische politiepost aanmelden worden zo weer
afgevoerd, zoals een zieke Afghaanse moeder en haar minderjarige kind
overkwam die we tegenkomen in Velika Kladusa. Sterker nog,
vluchtelingen die Kroatië wél in weten te komen en vervolgens zelfs
Slovenië en Italië weten te bereiken, worden vaak op gewelddadige
wijze alsnog weer in de bossen van Bosnië gedropt. Dit gebeurt ook
met vluchtelingen die volgens alle internationale verdragen recht
hebben op asiel, zoals Afghanen en Syriërs, alleenstaande moeders,
minderjarige asielzoekers en kleine kinderen.
Mubeen (32) rechts en Rikko. Mubeen is al vijf jaar onderweg © Mounir
Samuel
Mubeen had bij zijn laatste verloren game nog geluk. De Kroatische
grenswacht doet het sinds een opeenstapeling van vernietigende
rapporten, shockerende filmpjes op sociale media en een grote
reportage van de Nederlandse onderzoeksgroep Lighthouse Reports in
samenwerking met de Duitse ard en verschillende andere Europese
mediapartners al enkele maanden wat rustiger aan. Mubeen was daarom
slechts mild in elkaar geslagen. Zijn moreel kreeg echter veel
hardere klappen.
‘Willen jullie koffie, cola?’ Een Pakistaanse kamergenoot
wordt op pad gestuurd en komt niet veel later met een tweeliterfles
cola terug. Op een gaspitje begint hij gezoete Nescafé met extra
suiker te koken. Dan maakt hij zich weer zwijgzaam uit de voeten. We
drinken cola, meer cola en dan de mierzoete oplosdrab. Weigeren is
geen optie. Zijn gastvrijheid is het laatste wat de berooide
Pakistaan nog heeft. Mubeen houdt zijn beker opgetogen omhoog. ‘Met
melk, dat is gezond!’
‘Ja, melk is belangrijk, je moet gezond en sterk blijven’,
reageert Rikko terwijl hij Mubeen tegen de arm stoot.
Het is Rikko’s derde ontmoeting met Mubeen, die hij een jaar
geleden aantrof in een lege goederentrein waar hij samen met een
vriend toen al twee jaar in verbleef. Het ontbrak de mannen aan
sanitaire voorzieningen, stroom en water. In de wintermaanden vriest
het in Bosnië met gemak vijftien graden. Om het toch warm te krijgen
stookten ze vuur in de goederenwagon. De kleine, gedrongen Mubeen
werd met regelmaat beroofd door bendes (verslaafde) Afghaanse jongens
op zoek naar geld en telefoons om hun eigen game te kunnen
voortzetten. Vaak waren zij zelf weer slachtoffer van de Kroatische
politie, die vluchtelingen met grote regelmaat van hun laatste
bezittingen berooft. De vriend zit ondertussen in Italië. Mubeen
heeft telkens pech.
In de vijf jaar dat hij op weg is uit Pakistan is Rikko de enige
gast die hij ooit heeft mogen ontvangen. ‘Hij is zelfs blijven
logeren’, zegt Mubeen. Maar deze keer blijft Rikko niet slapen. We
moeten door, naar Sarajevo. Mubeen lijkt ontroostbaar. ‘Ik wilde
voor je koken! Samen de avond doorbrengen net zoals de vorige keer.’
Hij vervolgt: ‘In de afgelopen jaren voelde ik me een dier. Ten
slotte smeekte ik god om een teken van menselijkheid, en daar was
Rikko.’
‘Het grootste effect van ons politieke systeem is
ontmenselijking’, zegt Rikko later. ‘Wie ik ook spreek: vanaf het
strand op Lesbos tot het azc in Nederland zegt men: “We voelen ons
slechter behandeld dan dieren.” Daar hebben deze mensen gewoon een
punt. Als Moria bestond uit tienduizend honden was het kamp al lang
gesloten.’
We ademen de klamme lucht in. Dan pak ik mijn telefoon en begin
verwoed een zegenwens op Google Translate in te typen die ik naar het
Urdu laat vertalen. Ik overhandig Mubeen de telefoon. Aandachtig
leest hij het bericht en in gebroken Engels vertelt hij over God, als
laatste troost en toevlucht, en zijn moeder met wie hij zo veel
mogelijk belt. Aanvankelijk reisde Mubeen met zijn neefje, die
probeerde aan rekrutering door al-Qaeda te ontkomen en die de EU
heeft weten te bereiken. Nu is hij echt alleen. Zijn moeder is op de
hoogte van zijn uitzichtloze situatie. De meeste ‘people on the
move’ vertellen het thuisfront niets over het duistere
schaduwleven waar ze in zijn beland. Het vergroot hun eenzaamheid.
‘Waarom helpen jullie de Oekraïners wel en ons niet?’ vraagt
de vader. De kinderen slaan hun ogen neer. ‘Hebben wij in
Afghanistan geen oorlog?’
Mubeen toont mij YouTube-video’s van islamitische geestelijken
en koranrecitaties die hij dag en nacht bekijkt om zijn dagen te
verlichten.
‘Mag ik een dua (zegenbede) voor je doen?’ vraag ik.
Mubeen knikt. En dus bidden we. Wij als christenen met de handen
braaf gevouwen, hij als moslim met zijn handen geopend. Voor even
lost het onderscheid tussen gever en ontvanger, hulpbrenger en
hulpbehoevende op en blijft de ontmoeting van mens tot mens over. Dat
Mubeen ons als gastheer ontvangt, is het begin van ‘hermenselijking’.
Bihac, Milyar (18), al zes jaar onderweg © Mounir Samuel
Na jarenlang tevergeefs campagne te hebben gevoerd onder de noemer
‘We gaan ze halen’ – waarbij werd geprobeerd de Nederlandse
overheid te dwingen haar belofte van herplaatsing van vluchtelingen
uit kamp Moria in te lossen – besloten Rikko en zijn team zich te
bezinnen. Hoe kon het dat de Nederlandse regering ermee wegkwam nog
geen kind te halen? Rikko besloot een walk of shame af te
leggen naar de wrede buitengrenzen van de EU, om daar ‘tegenover de
mensen aan de andere kant van het prikkeldraad te erkennen dat ik mij
schaam voor wat overheden in mijn naam doen, dat ik als Europeaan
meebetaal en onderdeel ben van een systeem dat hen zo ontmenselijkt’.
Ik hoor Rikko tijdens de reis deze woorden telkens weer herhalen,
gevolgd door: ‘Omdat jij niet naar mij mag komen, kom ik maar naar
jou.’
‘Toen we begonnen aan de walk of shame zag ik het woord schaamte
overal terugkomen. Van activisten tot politici, ze bleven maar
herhalen dat ze zich schaamden. Schaamte is een negatief woord. Het
kan alle lucht uit de longen slaan en leiden tot verlamming. Wanneer
in een relatie fouten worden gemaakt en de schaamte daarover open op
tafel wordt gelegd is dat het begin van verzoening en herstel. Vanuit
de christelijke traditie weet ik dat erkenning van spijt het doel
heeft om vrijheid te vinden’, zegt hij. Hij werd in zijn idee
gesterkt toen hij zijn schaamte opbiechtte aan de Afghaanse Tawab,
die inmiddels als vrijwilliger op Lesbos werkt. ‘Dat jij dit tegen
mij zegt verandert mijn hel even in de hemel’, was de reactie van
de stateloze Afghaan.
‘Ik kon me dat niet echt voorstellen, maar ik moest hem
geloven’, vervolgt Rikko. ‘En ja, misschien heeft hij wel
bloemrijkere taal dan ik, maar toch dacht ik: als dit het effect is,
dan moet ik dit vaker doen.’ En anders was er de reactie van Rouddy
uit Kongo, die zich op Lesbos eveneens als vrijwilliger inzet voor
slachtoffers van het Europese systeem. ‘Ik vertrouw de mensen die
zich schamen’, zo sprak hij. ‘Omdat ze weten dat het niet klopt.’
Ondertussen is het Rikko’s droom om een vorm van grenspastoraat
op te zetten. Niet in de vorm van traditionele geestelijke
ondersteuning, maar door oordeelvrij aanwezig te zijn, zoals bedoeld
in de ‘presentietheorie’. Deze theorie is ontwikkeld door
hoogleraar Andries Baart, die ‘presentie’, net zoals de meeste
psychotherapeuten, als het belangrijkste bestanddeel van herstel
beschouwt.
De radicale aanwezigheid beperkt zich niet tot de ontmoetingen
buiten de groep. We zijn met z’n vieren een nogal opmerkelijk
gezelschap. Naast Rikko is daar Minella van Bergeijk (42), die
meereist als directeur van de humanitaire ontwikkelingsorganisatie
Tearfund Nederland. De derde reisgenoot is Derk Stegeman (56),
directeur van Stek, de uitvoeringsorganisatie van de Protestantse
Kerk en Diaconie in Den Haag, die zich specifiek richt op
armoedebestrijding, ondersteuning van kinderen en jongeren die
opgroeien in armoede, aanpak van kansenongelijkheid en hulp aan
ongedocumenteerde personen.
Juist in het goddeloze grensgebied van de Europese binnengrens,
waar de breuklijnen van de vroegere oorlog zo voelbaar zijn en de
ontmoetingen met vluchtelingen en migranten zo pijnlijk zichtbaar
maken wat systematische ontmenselijking doet, botsen we op onze eigen
onbewuste uitsluitingsmechanismen. Minella is een zwarte vrouw die
opgroeide in een witte wereld. Derk is een witte man die als zoon van
zendelingen opgroeide in een zwarte omgeving. En dan ben ik er nog,
als vreemde identitaire eend in de bijt. Eigenlijk zijn we als
reisgezelschap vooral verbonden door deze gemeenschappelijke deler:
we zijn allemaal praktiserend christen – al liggen in de
geloofsbeleving en -praktijk wellicht nog wel de grootste onderlinge
verschillen.
Een Italiaanse arts zet voor een groep Pakistaanse twintigers een
tentdouche op een open veld van de lokale vuilstortplaats van het
grensplaatsje Bihac op © Mounir Samuel
De presentietheorie vereist dat je met lege handen aankomt, om
juist datgene te ontvangen wat de ander geven wil. ‘Het gevaar met
hulp is dat je de mens onbewust tot een nummer maakt’, legt Rikko
uit. ‘Stel, je komt er achter dat iemand het koud heeft en je geeft
hem een jas – dat voelt goed! Dus ga je nadenken hoe je nog meer
mensen kunt helpen. Voor je het weet deel je duizend jassen uit, maar
om dat efficiënt en goed te doen moet je lijsten maken, nummertjes
uitdelen, een systeem opzetten. Zo raakt de echte aanwezigheid en
aandacht weer net zo snel verloren.’
Gewoon zijn dus. Het blijkt een hele uitdaging. Zo dreigt het
gevaar onbewust toch in de rol van de weldoener te stappen. ‘Toen
ik overal op de wereld mensen interviewde die heel arm waren, heb ik
moeten afleren om te vragen wat ik voor hen kon doen’, vertelt
Minella, die oud-journalist is. ‘Zij vragen mij toch ook niet wat
ze voor mij kunnen doen? Tegelijkertijd moest ik leren om een
gelijkwaardig gesprek te creëren. Waarom zou ik hun van alles mogen
vragen en zouden zij mij nauwelijks vragen mogen stellen?’
Evengoed zijn de levensomstandigheden die we onderweg tegenkomen
deprimerend. Daar waar Mubeen eindelijk over een veilige, afgesloten
kamer met stromend water, elektriciteit en verwarming beschikt,
treffen we geen andere vluchteling in een dergelijke comfortabele
positie aan. Geen van de jongvolwassenen en kinderen die we verstopt
in kapotgeschoten of half afgebouwde kraakpanden of illegale
tentenkampen in bosjes aantreffen, hebben stroom, drinkwater, veilige
en afsluitbare woonruimtes, sanitaire voorzieningen, medische zorg of
genoeg voedsel. Ze zijn afhankelijk van anarchistische Italiaanse
activisten, lokale Bosnische vrouwen of een Rode Kruis-medewerker die
stiekem eten brengen of een ehbo-medewerker langs sturen. De meeste
vluchtelingen zijn sterk vermagerd en zitten onder de littekens van
de Kroatische politie.
Alles in mij wil iets doen; de portemonnee trekken, kleding geven,
praktische hulp aanbieden of voedsel inslaan. Afhankelijk van de nood
die we aantreffen doen we dat ook. Maar we komen aanvankelijk steeds
met niet veel meer dan wat eten en drinken aan. Om nu juist eens niet
de redder te zijn of ons schuldgevoel direct af te kopen maar het
ongemak te omarmen, hardop te erkennen en niet in te lossen – omdat
het simpelweg zo groot is dat het niet in te lossen valt – is op
een gekke manier wellicht wel de meest humane daad die we kunnen
verrichten.
Tot mijn verrassing zijn de hulpverleners die we onderweg
tegenkomen niet alleen ingenomen met het doel van onze reis, maar in
sommige gevallen zelfs jaloers. ‘Wij mogen niets aannemen’, zegt
Andrea (28). ‘We moeten iedere minuut kunnen verantwoorden’,
vertelt hij. ‘Binnen no-time weer door. Als we iets ontvangen, dan
is onze noodhulp niet langer onvoorwaardelijk meer. Dat druist in
tegen het hele principe van noodhulp. Maar deze mensen hebben
gelijkwaardigheid, erkenning en aandacht nodig. Door hun alleen hulp
te geven, blijven ze hulpbehoevend. Ze moeten zich weer mens voelen.’
De Italiaanse arts zet voor een groep Pakistaanse twintigers
haastig een tentdouche op een open veld van de lokale vuilstortplaats
van het grensplaatsje Bihac op. We worden nergens hartelijker
ontvangen dan door deze jonge Pakistanen. Met z’n achten gepropt in
een kleine tent voor twee personen brengen we met een aantal van hen
de avond door, om hun de volgende ochtend boodschappen en ontbijt te
brengen. Maar eenmaal aangekomen worden we zelf op chapati
en curry op houtvuur getrakteerd.
Even verderop bij hun verstopte tentenkamp ligt een grote
begraafplaats met een hoekje voor degenen die de twaalfdaagse
voetreis door de bossen vol mijnen, fascistische milities en
Kroatische grenswachten niet hebben overleefd. Iedere keer als Rikko
in Bosnië is, brengt hij de begraafplaats een bezoek. Om stil te
staan bij de gevallenen en tegelijk het aantal gelijkvormige groene
grafzerken te tellen.
Bihac. Begraafplaats met een hoekje voor degenen die de twaalfdaagse
voetreis door de bossen niet hebben overleefd © Mounir Samuel
Nergens ervaar ik de kracht van die hermenselijking zo sterk als
bij een Afghaanse familie die we aantreffen in een onafgebouwde
woning op een bergtop in de buurt van Velika Kladuša. De openingen
van de ramen in de betonnen kamer zijn met vuilniszakken afgeplakt.
Het meubilair bestaat uit één houtkachel. De enige verlichting
bestaat uit kaarsen en een kleine lamp op batterijen. De vloer is
bedekt met vuile kleden en dekens. Deze squat is voor veel
mensen op de vlucht de laatste rustplaats voordat ze de grens met
Kroatië oversteken. Na het uitwisselen van enkele begroetingen in
het Farsi ontdek ik dat het Hazara zijn, de meest onderdrukte en
gemarginaliseerde bevolkingsgroep in Afghanistan. Het gezin van zes
bestaat uit een vader, moeder, drie dochters van achttien, veertien
en tien en een zoontje van dertien. Een oudere zoon verblijft in
Parijs. Een reeds getrouwde dochter is met haar man in Afghanistan. >
Er wordt een enveloppe vol foto’s en documenten geopend van de
broer van de vader, die diende als commandant in het regeringsleger
en die zwaar verwond is door de Taliban. Ze weten niet of hij nog
leeft, hij is al maandenlang onvindbaar. De Taliban zijn ondertussen
naar andere familieleden op zoek. Dit gezin heeft volgens alle
internationale verdragen recht op asiel, maar wordt gewelddadig
buiten de deur gehouden. De kinderen hebben al jaren geen onderwijs
gehad. Net op het moment dat ik naar de meisjes kijk, trilt mijn
telefoon. Een pushbericht van de nos met de melding dat de eerste
duizenden Oekraïense kinderen tot het Nederlandse onderwijs zijn
toegelaten
‘Waarom helpen jullie de Oekraïners wel en ons niet?’ vraagt
de vader ons terwijl de kinderen hun ogen neerslaan. ‘Hebben wij in
Afghanistan geen oorlog?’
‘Jullie realiseren je in het Westen niet dat de Derde
Wereldoorlog al begonnen is. Het is een kwestie van tijd voordat het
ook hier misgaat’
Het gezin is doodmoe. Ze zijn net terug van een volgende pushback
door de Kroatische grenspolitie. Drieënhalf jaar zijn ze al
onderweg. Negen maanden zaten ze vast in kamp Moria.
‘Salam.’ Meryam (40) strompelt de kamer binnen, groet
ons en het gezin uitgebreid. Ze verblijft samen met haar ‘man’ en
neef in een afgeplakte kamer naast het gezin. Ze is een Arabische
Iraniër. We kunnen elkaar moeiteloos verstaan, wat de communicatie
vergemakkelijkt. Meryam is hoogopgeleid. In Iran werkte ze als
tandheelkundige. Ze is om politieke redenen op de vlucht, zegt ze.
Als Arabische minderheid in de Islamitische Republiek Iran zijn daar
genoeg redenen voor te bedenken, al lijkt haar liefdesleven ook een
rol te spelen. Bij een laatste poging om te voet de grens te passeren
zat de Kroatische grenspolitie haar met een motor achterna. Ze rende
de bossen in en brak haar voet. Die is door een arts alleen voor de
vorm gezet. Nu is de voet zichtbaar vergroeid en hinkt ze op een
slecht afgestelde kruk.
Maandverband krijgen de vrouwen van Rode Kruis-medewerkers, als ze
geluk hebben, antwoordt Meryam op een vraag van Minella. De wc van
deze squat bestaat uit een stuk plastic gewikkeld om drie bomen. Er
de constante dreiging van seksueel geweld. Er liggen mensenhandelaren
op de loer. En dan is er de dreiging van vluchtelingen en migranten
zelf, vooral jonge mannen met niets omhanden. Ook de twee oudste
dochtertjes van het Afghaanse gezin zouden slachtoffer zijn geworden
van seksueel geweld. Hun vader is een oude man met een hartafwijking
en een dubbele bypass die niet in staat is zijn gezin te beschermen.
Ook de twee Iraanse mannen zijn er fysiek slecht aan toe. Als hier
een inval door lokale bendes of fascistische milities plaatsvindt,
maken de vrouwen en meisjes geen schijn van kans. Voor Meryam reden
om uitsluitend overdag te slapen. Ze doet ’s nachts al jaren geen
oog dicht.
Velika Kladusa. De dochters van een Afghaans Hazara gezin, al drie
jaar onderweg, spelen het engelstalig kaartspel wat Rikko meegenomen
heeft © Mounir Samuel
De dreiging ervaart Minella als enige vrouw van het gezelschap aan
den lijve bij een bezoek aan een groep van zestien Tajikse Afghanen
in een donker huis verderop. Jongens zijn het haast nog, de meesten
lijken nauwelijks meerderjarig. Ze hangen op matrassen en banken,
mobieltjes losjes in de hand. Uitzondering tussen de afgestompte
blikken is die van Sahand (25), een zachte man met een zachte stem.
Bij een pushback drie maanden eerder heeft de Kroatische politie zijn
voet verbrijzeld. Hij wil van alles over onze afkomst weten. Vertelt
over zijn dromen om te reizen en de wereld te zien, als een
vrijwillige reiziger zoals wij. In plaats daarvan is hij op de vlucht
en moet hij zich verschuilen. Niet in de laatste plaats voor de
Kroatische grenspolitie die met hulp van de EU zelfs over de grens
spionnen, drones en opsporingsapparatuur inzet om de bewegingen van
jongens als Sahand te volgen.
‘Als oorzaak wordt vaak gewezen naar hun oorlogstrauma’, zegt
Minella. ‘Maar ik denk dat het effect van de dehumansiering
onderschat wordt. We behandelen deze jongens de hele tijd als honden.
Ze mogen nergens echt plassen, ze moeten eten wat hun wordt
toegeworpen, ze dragen onze afgedankte kleding. Het is allemaal bij
gratie van een ander dat je wat krijgt. Dus hoe kun je dan verwachten
dat ze zich niet als honden gaan gedragen? Ik denk dat hun meest
basale behoefte niet eens seks is, maar gewoon liefde, genegenheid,
verliefd mogen zijn.’
De directeur, die van oorsprong seksuoloog is, lijkt daarin gelijk
te hebben. De ene na de andere man breekt in mijn armen en huilt om
zijn moeder. Zoals de Pakistaanse Rashid (20), die ik in een
tentenkamp ontmoet. Zijn huidhonger is zo zichtbaar dat ik besluit
hem apart te nemen en een kwartier vast te houden. Zijn vermagerde
lichaam verdwijnt volledig in het mijne. Na afloop lopen we hand in
hand naar het kamp, hij kijkt verlegen maar ook opgelucht. Spiedt om
zich heen, tot hij de andere mannen van het kamp ziet en mijn hand
loslaat en zijn rug recht.
Veel mannen hebben hun moeder al vijf jaar of langer niet gezien.
Vooral de Afghanen zijn vaak jong naar Europa gestuurd om ze uit de
handen van de Taliban te houden en de kost te winnen voor het
noodlijdende gezin. Ze waren twaalf, dertien toen ze vertrokken en
hebben zichzelf groot moeten brengen. Velen zijn verslaafd geraakt.
Het zijn kinderen die zijn gedwongen vroegtijdig man te zijn.
In Bihac ontmoeten we Milyar (18). Zes jaar is de Pastum Afghaan
al onderweg. Op zijn telefoon toont hij mij een foto van toen hij
vertrok. Een kind in traditionele kleding kijkt knipperend tegen de
zon de camera in. De onschuld van die jongen lijkt in niets op de
adolescent die bewegingloos in zijn stoel zit. Het enige wat hij wil
is naar school, zegt hij. In al die jaren heeft hij geen enkel
onderwijs gehad.
Bij de laatste game is het zijn zus en zwager gelukt Kroatië te
bereiken. Zij zijn nu in Duitsland. Maanden later zit hij nog steeds
vast in Bosnië. ‘Hij is zwaar depressief’, vertelt een Bosnische
vrouw die hem voor twee weken onderdak wil geven, maar hem daarna ook
weer op straat zal zetten. ‘Wat ik hem ook voorschotel, hij wil
niets eten.’ Die depressie is niet te missen. Met een doodse blik
staart hij voor zich uit. Milyar heeft niets of niemand. Zijn enige
steun en toeverlaat is de Nederlandse zendeling Niels van Slooten,
die samen met zijn vrouw en twee jonge kinderen (die ondertussen
vlekkeloos Bosnisch spreken) naar Bihac vertrok. Daar waar hij kan,
probeert Niels met praktische hulp en pastorale zorg de berooide
vluchtelingen te ondersteunen. Hij maakt zich zichtbaar zorgen over
Milyar. Probeert hem aan het eten te krijgen, sporten ook. ‘Zijn
geest is gebroken. Ik ben bang dat hij het niet gaat redden.’
Velika Kladusa, Meryam (40) rechts, met haar neef en ‘man’ in
dezelfde onafgebouwde woning waar het Afghaanse Hazara gezin
verblijft. Ze slaapt al jaren uitsluitend overdag. Het is voor veel
mensen op de vlucht de laatste rustplaats voor ze de grens met
Kroatië proberen over te steken © Mounir Samuel
Terug bij het Afghaanse Hazara gezin blijft de gedrongen moeder
zich handenwringend verontschuldigen. Ze heeft geen thee. In vrijwel
geen cultuur is het belang van thee groter dan in de Afghaanse. Zelfs
onder het ergste gruwelbewind en tijdens de zwaarste hongersnood weet
een Afghaan zijn bezoek nog thee te serveren. En dan is het ook nog
Noroez, het Iraanse en Afghaanse nieuwjaar of voorjaarsfeest, dat
normaliter gepaard gaat met een prachtig gedekte tafel vol eten,
kunstig gesneden fruit en de gedichten van Hafez. Ik bedenk dat we in
de auto nog wat fruit hebben, ren het betonnen geraamte uit en kom
terug met een granaatappel, twee sinaasappels en twee citroenen en
bied ze de moeder aan. Ze veert op en begint onmiddellijk het fruit
te snijden om het ons met bevende handen aan te bieden. Het gezin is
uitgehongerd. Toch knik ik, beweeg mijn handpalm naar mijn voorhoofd
en dan naar mijn linkerborst, wens het gezin een Noroez mubarak
en neem met twee opengevouwen handen buigend het fruit in ontvangst.
Er is een honger die erger is dan die van de lege maag en dat is die
naar waardigheid. Even verschijnt er een zweem van een glimlach op
het gezicht van de vrouw.
‘Het ontroert mij iedere keer weer dat deze mensen direct alles
geven, zelfs datgene wat ze net van ons hebben ontvangen. Ze weten
heel goed wat geven is terwijl wij nauwelijks weten hoe te
ontvangen’, peinst Derk later hardop. ‘Het maakt me verlegen, net
zoals ik me schaam voor het gebrek aan echte gastvrijheid in ons
land. Ja, nu even, voor de Oekraïners. Maar zouden we dezelfde
sympathie hebben voor Oekraïners die ongewassen in de bosjes leven?
Ik betwijfel het.’
Die twijfel heeft Derk niet alleen, ontdekken we bij een
ontmoeting met Sanella Lepirica (35), die in Sarajevo de stichting
Intergreat runt en probeert gestrande vluchtelingen en migranten met
taalcursussen en IT-trainingen in Bosnië een toekomst te geven.
Anders dan de meeste generatiegenoten wil ze in haar land blijven.
Toch heeft ze een vluchtkoffer klaar. ‘Voor mijn zoontje. Zelf zou
ik altijd in Bosnië blijven, maar als alleenstaande moeder waak ik
over zijn veiligheid.’
Door de oorlog in Oekraïne laait het smeulende vuur van de
burgeroorlog ook hier op. De Bosnisch-Servische bevolking is
pro-Russisch terwijl de Bosniakse en de Bosnisch-Kroatische bevolking
pro-Oekraïens zijn. Sanella maakt zich op voor het ergste, en niet
alleen zij. ‘Jullie realiseren je in het Westen niet dat de Derde
Wereldoorlog al begonnen is’, zegt de Kroatische predikant Tomislav
Dobutović (45), die het protestantse vluchtelingennetwerk leidt.
‘Het is een kwestie van tijd voordat het ook hier misgaat.’
‘Als ik vertrek, ga ik naar het zuiden’, zegt Sanella
resoluut. ‘Ik ben moslim. Niemand heeft het erover, maar we weten
allemaal dat dit de grote reden is waarom er zo verschillend met
mensen wordt omgegaan. Dat… en kleur.’
‘Ik geloof dat ik als vluchteling ook liever in Kameroen zou
worden opgevangen dan hier in Nederland’, zegt Derk na afloop van
het gesprek. ‘De staat van het land is belabberd en de overheid zou
niets voor je doen, maar de mensen wél. Daar is nog een groot
informeel circuit. Dat hebben we in Nederland volledig kapotgemaakt.’
De zon zakt achter de bergen. In de verte zie ik Kroatië. Tien
minuten kost het om met mijn bloedrode paspoort de EU binnen te zijn.
We arriveren bij een op het oog verlaten pand. Eenmaal binnen hoor ik
de liefdesliedjes van de Egyptische zanger Abdel Halim Hafez. Ik
schraap mijn keel en roep luid een groet.
‘Edgol!’ roept een stem. (’Kom binnen.’) Daar
ligt Meryam met haar kruk op haar matrasje zwijmelend bij de
mierzoete teksten. ‘Ik heb deze muziek zo lang niet meer
geluisterd’, zegt ze. Ze klopt met haar hand uitnodigend op de
matras. ‘Kom habiby, vertel me over je liefdesleven.’
Terwijl ik vertel, voegen ook haar neef en ‘man’ zich bij haar.
Ik schep op en zij lachen.
Ondertussen gaan Rikko en Minella de kamer van de Afghanen binnen.
Ze hebben tassen vol boodschappen bij zich: groenten, fruit en
natuurlijk thee. De moeder haast zich de tassen van hen over te nemen
en begint direct voor haar gezin te koken. Dan haalt Rikko een
Engelstalig kaartspel van zijn kinderen uit zijn zak. ‘Ik heb iets
voor jullie’, zegt hij tegen de meisjes. Verlegen maar zichtbaar
nieuwsgierig volgen ze hem naar buiten, weg dat donkere huis uit.
Binnen vijf minuten weten ze ondanks de taalbarrière het woordenspel
te spelen. ‘Taco, cat, cheese, goat, pizza!’ roepen ze
zachtjes, maar steeds zelfverzekerder. Minella schaterlacht. Derk
knutselt een beetje aan Meryams kruk.
Eerder die middag is een arts langs geweest die Rikko via zijn
contacten heeft weten te regelen. Eigenlijk moet haar voet opnieuw
gezet, maar voor nu is die in ieder geval stevig ingetapet. Wanneer
we een uur later in het donker vertrekken is het pand gevuld met
gelach. Het gezicht van de vader glimt terwijl hij naar zijn kinderen
kijkt, die nu binnen verder spelen bij het schaarse licht van een
batterijlamp. Die nacht is het weer tijd voor de echte game.
Vanwege veiligheidsredenen worden de vluchtelingen en migranten in
deze reportage uitsluitend bij de voornamen genoemd. Vanuit het
gelijkheidsprincipe koos de auteur ervoor bij iedereen de voornaam te
gebruiken