donderdag 5 juli 2012
Orlando Woolridge overleden
Hij was een van die magische namen in de tijd dat wij in Nederland nauwelijks toegang hadden tot NBA-beelden; Orlando Woolridge, een waanzinnige atleet met geweldig basketball talent. En nu is hij dood...(zie bericht op iBasketball)
Een prachtige column van Mart Smeets op Nu.sport.nl:
Do 5 juli 2012, Column Mart Smeets © ANP
Ik heb een hoop goede, lenige, hoog springende basketballers gezien en Orlando Woolridge was een der besten van dat gezelschap. Hij was van hard rubber gemaakt, snel, wendbaar en uitgerust met een sprongkracht die je naar lucht deed snakken.
Woolridge overleed afgelopen vrijdag. Hij was 52 jaar oud. Zijn hart begaf het. Ik schrok toen ik het las.
Soms heb je van dat soort spelers; je kent ze niet persoonlijk, maar ze appelleren aan je interesse voor een club of een speelstijl. De man in kwestie komt zo goed over dat je hem, als een soort fan op afstand, altijd blijft volgen.
Hij maakte in 1981 naam door, spelend voor Notre Dame, een idioot, half vallend jumpshot los te laten dat het einde betekende van de zegereeks (28 wedstrijden ongeslagen) van de Universiteit van Virginia (van Ralph Sampson). Dat schot werd later exemplarisch voor ‘noodschoten die in de laatste seconde van een wedstrijd nog goed vielen.’
Jordan
Woolridge ging voor de Chicago Bulls spelen en kwam daar Michael Jordan als ploeggenoot tegen. De twee deelden meer dan vijftig punten per wedstrijd, maar Woolridge was te aanvalsgericht om naast Jordan te kunnen blijven spelen.
Daarbij kwam dat hij (Woolridge) vrij bescheiden was en dus zocht hij zijn lol bij een zwakkere club, de New Jersey Nets. Daar kon hij rennen en scoren, daar verdiende hij zijn dollars en daar maakte hij meer dan twintig punten per wedstrijd.
Dit soort spelers heeft nooit een lang leven voor zich bij een en dezelfde ploeg. Na de Nets kwamen de Lakers (van coach Pat Riley), de Nuggets, de Pistons (waar hij weer kwam samen te spelen met zijn Notre Dame-teamgenoot Bill Laimbeer), de Bucks en tot slot de 76ers.
Overal scoorde hij naar behoren, overal verdiende hij zijn centen, overal vertrok hij weer. Overal hield hij vrienden.
In de begin jaren negentig kon je hem ineens zien bij Bologna en later bij Treviso. Hij deed daar wat hij ook in Amerika had gedaan: hij kreeg de bal, maakte een serie schijnbewegingen en ging naar de ring; tegen wie hij speelde maakte niets uit.
Als hij iemand tegenkwam onderweg dan was het ‘boem’. Vaak gooide hij de bal erin; onverstoorbaar liep hij naar de verdediging terug.
Verkeerd plasje
Ik heb hem twee- of driemaal live zien spelen. Een met dikke spieren bekabelde, grote, sterke man die bang was voor helemaal niemand. Hij glom van het zweet, hij verdedigde enigszins slordig, maar aanvallend was hij prachtig om te zien.
Totdat de NBA hem opeens op een klein zijspoor zette. Hij had een verkeerd plasje afgeleverd, maar het is de politiek van de NBA over dat soort vergrijpen geen uitspraken te doen. Het was gewoon: voor bepaalde tijd geschorst en basta.
Niet lang geleden las ik over zijn twee zoons die allebei goed kunnen basketballen. Orlando zelf was 2.09 meter lang, zijn zoons komen in die buurt. Eentje speelt er voor de Universiteit van Tennessee, de ander gaat voor Washingon State uitkomen, na Kansas verlaten te hebben.
De zoons, zo las ik, hebben ‘iets van hun vader’, ze gaan in een rechte streep naar de basket. Ze willen graag scoren en hebben beiden sterke, gespierde lijven.
Nadat ik dat bericht gelezen had, stiet ik op een ander, schijnbaar onbelangrijk, maar wel opvallend berichtje. De ex-NBA-speler die in zijn leven toch miljoenen moet hebben verdiend en dus ‘binnen’ moet zijn, was, niet ver van zijn huis, betrapt door de politie toen hij ‘koper aan het pikken was’.
Of iets van dezelfde strekking. In elk geval was het een pikant en eigenlijk merkwaardig nieuwtje.
Ik zag het voor me, zo’n grote, nog steeds lenige man die in de nacht gaat stelen en gesnapt wordt. Een politieagent die tegen hem zegt: “Maar bent u niet die beroemde basketballer…?”
En hij die dan knikt en zijn hoofd in schaamte afwendt. Zoiets zag ik voor me.
Kansloos gevecht
Afgelopen vrijdag overleed die grote, sterke man. Ik las: na een kansloos gevecht tegen een ernstig falend hart. Hij overleed in het huis van zijn ouders, mensen die hem liefderijk verzorgden. Hemelse goedheid, denk je dan.
En je ziet hem lopen: een bonk spieren, een borstkas van een os, grote lange armen, een gulle lach over een gaaf gezicht.
Hij had in zijn carrière een gemiddelde van dik boven de twintig punten en meer dan zes rebounds. Hij had een pracht van een loopbaan gehad. Hij had de wereld gezien, was coach geweest van een WNBA-ploeg in Los Angeles en ineens was hij dood.
52 jaar jong. Omdat zijn hart het begaf. Ik denk terug aan die schorsing bij de NBA. Waarop werd hij ooit betrapt? En was dat spul dan misschien niet zo goed voor je rikketik?
Die vraag zeilde langs. Het is een gekke gedachte, dat zo’n onvoorstelbaar sterke man op 52-jarige leeftijd ineens er tussenuit piept. Verzorgd, dat ook nog, door zijn zorgzame ouders. Hartfalen.
Het klinkt eng. Het past niet bij dat kasteel van een mens. Hij was eigenlijk de eerste lenige, snelle mastodont die ik in de NBA tegenkwam die kon spelen als een hinde.
Maar, zoals altijd: dood is dood. Jammer.
© NUsport/Mart Smeets
Een prachtige column van Mart Smeets op Nu.sport.nl:
Do 5 juli 2012, Column Mart Smeets © ANP
Ik heb een hoop goede, lenige, hoog springende basketballers gezien en Orlando Woolridge was een der besten van dat gezelschap. Hij was van hard rubber gemaakt, snel, wendbaar en uitgerust met een sprongkracht die je naar lucht deed snakken.
Woolridge overleed afgelopen vrijdag. Hij was 52 jaar oud. Zijn hart begaf het. Ik schrok toen ik het las.
Soms heb je van dat soort spelers; je kent ze niet persoonlijk, maar ze appelleren aan je interesse voor een club of een speelstijl. De man in kwestie komt zo goed over dat je hem, als een soort fan op afstand, altijd blijft volgen.
Hij maakte in 1981 naam door, spelend voor Notre Dame, een idioot, half vallend jumpshot los te laten dat het einde betekende van de zegereeks (28 wedstrijden ongeslagen) van de Universiteit van Virginia (van Ralph Sampson). Dat schot werd later exemplarisch voor ‘noodschoten die in de laatste seconde van een wedstrijd nog goed vielen.’
Jordan
Woolridge ging voor de Chicago Bulls spelen en kwam daar Michael Jordan als ploeggenoot tegen. De twee deelden meer dan vijftig punten per wedstrijd, maar Woolridge was te aanvalsgericht om naast Jordan te kunnen blijven spelen.
Daarbij kwam dat hij (Woolridge) vrij bescheiden was en dus zocht hij zijn lol bij een zwakkere club, de New Jersey Nets. Daar kon hij rennen en scoren, daar verdiende hij zijn dollars en daar maakte hij meer dan twintig punten per wedstrijd.
Dit soort spelers heeft nooit een lang leven voor zich bij een en dezelfde ploeg. Na de Nets kwamen de Lakers (van coach Pat Riley), de Nuggets, de Pistons (waar hij weer kwam samen te spelen met zijn Notre Dame-teamgenoot Bill Laimbeer), de Bucks en tot slot de 76ers.
Overal scoorde hij naar behoren, overal verdiende hij zijn centen, overal vertrok hij weer. Overal hield hij vrienden.
In de begin jaren negentig kon je hem ineens zien bij Bologna en later bij Treviso. Hij deed daar wat hij ook in Amerika had gedaan: hij kreeg de bal, maakte een serie schijnbewegingen en ging naar de ring; tegen wie hij speelde maakte niets uit.
Als hij iemand tegenkwam onderweg dan was het ‘boem’. Vaak gooide hij de bal erin; onverstoorbaar liep hij naar de verdediging terug.
Verkeerd plasje
Ik heb hem twee- of driemaal live zien spelen. Een met dikke spieren bekabelde, grote, sterke man die bang was voor helemaal niemand. Hij glom van het zweet, hij verdedigde enigszins slordig, maar aanvallend was hij prachtig om te zien.
Totdat de NBA hem opeens op een klein zijspoor zette. Hij had een verkeerd plasje afgeleverd, maar het is de politiek van de NBA over dat soort vergrijpen geen uitspraken te doen. Het was gewoon: voor bepaalde tijd geschorst en basta.
Niet lang geleden las ik over zijn twee zoons die allebei goed kunnen basketballen. Orlando zelf was 2.09 meter lang, zijn zoons komen in die buurt. Eentje speelt er voor de Universiteit van Tennessee, de ander gaat voor Washingon State uitkomen, na Kansas verlaten te hebben.
De zoons, zo las ik, hebben ‘iets van hun vader’, ze gaan in een rechte streep naar de basket. Ze willen graag scoren en hebben beiden sterke, gespierde lijven.
Nadat ik dat bericht gelezen had, stiet ik op een ander, schijnbaar onbelangrijk, maar wel opvallend berichtje. De ex-NBA-speler die in zijn leven toch miljoenen moet hebben verdiend en dus ‘binnen’ moet zijn, was, niet ver van zijn huis, betrapt door de politie toen hij ‘koper aan het pikken was’.
Of iets van dezelfde strekking. In elk geval was het een pikant en eigenlijk merkwaardig nieuwtje.
Ik zag het voor me, zo’n grote, nog steeds lenige man die in de nacht gaat stelen en gesnapt wordt. Een politieagent die tegen hem zegt: “Maar bent u niet die beroemde basketballer…?”
En hij die dan knikt en zijn hoofd in schaamte afwendt. Zoiets zag ik voor me.
Kansloos gevecht
Afgelopen vrijdag overleed die grote, sterke man. Ik las: na een kansloos gevecht tegen een ernstig falend hart. Hij overleed in het huis van zijn ouders, mensen die hem liefderijk verzorgden. Hemelse goedheid, denk je dan.
En je ziet hem lopen: een bonk spieren, een borstkas van een os, grote lange armen, een gulle lach over een gaaf gezicht.
Hij had in zijn carrière een gemiddelde van dik boven de twintig punten en meer dan zes rebounds. Hij had een pracht van een loopbaan gehad. Hij had de wereld gezien, was coach geweest van een WNBA-ploeg in Los Angeles en ineens was hij dood.
52 jaar jong. Omdat zijn hart het begaf. Ik denk terug aan die schorsing bij de NBA. Waarop werd hij ooit betrapt? En was dat spul dan misschien niet zo goed voor je rikketik?
Die vraag zeilde langs. Het is een gekke gedachte, dat zo’n onvoorstelbaar sterke man op 52-jarige leeftijd ineens er tussenuit piept. Verzorgd, dat ook nog, door zijn zorgzame ouders. Hartfalen.
Het klinkt eng. Het past niet bij dat kasteel van een mens. Hij was eigenlijk de eerste lenige, snelle mastodont die ik in de NBA tegenkwam die kon spelen als een hinde.
Maar, zoals altijd: dood is dood. Jammer.
© NUsport/Mart Smeets
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten