dinsdag 5 april 2022

NRC INTERVIEW OVER DE OORLOG VAN PUTIN & SITUATIE IN RUSLAND: 'Journalist Pieter Waterdrinker verliet Rusland na 26 jaar: ‘Mijn brieven, mijn foto’s, mijn pensioen: misschien ben ik alles kwijt’ / ZODAT MIJN VRIEND MAARTEN VAN GENT HET OOK EENS VAN EEN ANDER HOORT /

 

Lees ook deze NRC-recensie van Pieter Waterdrinkers roman Tsjaikovskistraat 40

Interview

Journalist Pieter Waterdrinker verliet Rusland na 26 jaar: ‘Mijn brieven, mijn foto’s, mijn pensioen: misschien ben ik alles kwijt’

Pieter Waterdrinker | Schrijver Schrijver en journalist Pieter Waterdrinker en zijn vrouw keken naar Poetin en hoorden Stalin. Ze verlieten Rusland zo snel ze konden. „Europa wordt nooit meer hetzelfde, hoe dit ook afloopt.”

Pieter Waterdrinker (60), schrijver en tot voor kort Rusland-correspondent voor De Telegraaf en Vrij Nederland, zat met zijn vrouw Julia naar Poetin te luisteren, op de bank in hun Sint-Petersburgse tweekamerappartement, bekend van zijn bestseller Tsjaikovskistraat 40, en met de minuut nam hun verbijstering toe. Ze hoorden Stalin praten. Geen Poetin meer. Stalin. Later zou Poetin praten over tegenstanders die als vliegen moeten worden uitgespuwd. Deze maandagavond 21 februari, drie dagen voor de oorlog, kafferde hij het hoofd van de inlichtingendienst uit omdat die de verkeerde mening leek te hebben en kleineerde hem toen die van de zenuwen begon te hakkelen – „praat duidelijk.” „Die avond”, zegt Pieter Waterdrinker, „besloot Julia dat ze wegging, terug naar Frankrijk.”

Want daar hebben jullie ook een huis.

„Het huis van mijn broer, in de Tarn, bij Toulouse. Het staat ons onbeperkt ter beschikking.”

Waar was Julia bang voor?

„Dat ze, als ze ook maar een dag langer bleef, het land niet meer uit zou kunnen. Ze heeft al dertig jaar een Nederlands paspoort, maar haar Russische paspoort heeft ze ook nog, en altijd is er de angst dat op een dag de grenzen dichtgaan en er tegen haar wordt gezegd: jij bent een Russin en jij blijft hier. De volgende dag is ze op het vliegtuig gestapt, met een van de poezen.”

Jij wilde niet weg?

„De vluchten waren overloaded. Op donderdagochtend, ik lag nog in bed, zag ik dat de Russen Oekraïne waren binnengevallen. Ik belde Julia, ze was net aangekomen, en ze begon zo te gillen dat ze haar telefoon liet vallen. Daarna ben ik meteen van alles gaan regelen, praktische zaken, gas en licht betalen voor de komende maanden – dat moet daar cash, op een kantoortje – en vrijdag ben ik met onze andere poes naar Amsterdam gegaan. Onderweg dacht ik: dit zou weleens mijn laatste kans kunnen zijn geweest. Ik heb zoveel oorlogen verslagen – Afghanistan, Tsjetsjenië, Georgië, de Krim, Donbas – dat ik wist: dit gaat helemaal fout. Het vliegveld in Sint-Petersburg was verlaten. Er lag een deken van angst overheen. De volgende dag zijn er nog twee vliegtuigen van Schiphol naar Rusland vertrokken, en die zijn allebei halverwege omgedraaid. Sinds 25 februari is Rusland grotendeels dicht en ons leven zoals het was is voorbij.”

In het begin van de coronatijd zaten jullie vijf maanden vast in Sint-Petersburg.

„Daar schrijf ik over in mijn nieuwe roman, ja.” Die heet Biecht aan mijn vrouw en is deze week verschenen. „Julia zegt nu: wat een gezellige tijd was dat achteraf. We konden het land niet uit en het was in Rusland veel erger dan hier in Nederland, de ziekenhuizen waren barstensvol, de lijken stapelden zich op, net als in het noorden van Italië, waar Ilja Pfeijffer dagelijks over schreef in NRC, maar het was geen oorlog. Al werd er wel over gepraat alsof het een oorlog was. Zeker in het Westen gebeurde dat.”

Ik heb neefjes van 9 en 12, opgevoed met praten in de kring, en straks wordt de dienstplicht weer ingevoerd

Je vrouw moest in die tijd met hoge koorts worden opgenomen in een noodhospitaal.

„In een tentoonstellingsgebouw op het Vasiliuseiland in de Neva, waarover de gruwelijkste verhalen de ronde deden. Het voorgeborchte van de hel. De mensen stierven er als vliegen. Eerstejaarsstudenten geneeskunde werden ingezet als artsen. Voor driehonderd euro vond ik iemand bereid om daar een telefoon naar binnen te smokkelen en uiteindelijk kreeg ik Julia aan de lijn. Ze was niet besmet. Maar ze mocht ook niet naar huis, dat was het protocol. Met nog meer geld heb ik haar kunnen bevrijden en toen ze na vijf dagen met de taxi thuiskwam wilde ze onmiddellijk weg uit Rusland.”

Met de poezen.

„Met de poezen, ja, haha. Die gaan altijd mee. Toen waren het er nog drie.” Hij kijkt naar buiten – we zitten in restaurant de Plantage in Amsterdam – en stelt vast dat het Hitlerweer is. Helder, zonnig, perfect voor een aanval uit de lucht. „Het is zo krankzinnig allemaal. In Tsjaikovskistraat 40 schrijf ik over de mensen die sinds de revolutie van 1917 in dat huis gewoond hebben, wie er moesten vluchten, wie in kampen verdwenen of werden gedood, en nu ben ik zelf ook gevlucht. De geschiedenis herhaalt zich niet, de geschiedenis rijmt, woorden van Mark Twain. Het Kremlin heeft een oekaze uitgevaardigd waarmee mijn appartement geconfisqueerd kan worden en het is de vraag of ik ooit nog terug kan.” Hij zucht. „Mensen als vliegen uitspuwen, dat soort woorden zijn een vrijbrief voor de toch al overal aanwezige en nietsontziende geheime diensten om va-banque te gaan, de terreur zal verschrikkelijk worden. Ik ben weg uit mijn huis, mijn wasgoed zit nog in de trommel, en mijn boeken, mijn brieven, mijn bibelots, mijn foto’s, mijn leven, mijn pensioen ook, want dat zit in mijn huis – misschien ben ik alles wel kwijt.”

In Tsjaikovskistraat 40 en eerder al in Poubelle schrijf je over de mogelijkheid van deze oorlog.

„Wat hier werd afgedaan met ‘hahaha’” – zijn lach klinkt hol – „het zal wel loslopen. We hadden de val van de Muur gehad en Fukuyama met het einde van de geschiedenis, alles zou beter worden, we groeiden naar elkaar toe. Ja, in het Westen. Ik woon, of woonde, in een land, te weten de voormalige Sovjet-Unie, dat helemaal niet naar ons toe groeide. Na Tsjaikovskistraat 40 wordt nu ook Poubelle in het Duits vertaald, en Lenins balsem, en de vertaler mailde me: ‘Du bist profetisch.’ Ergens laat ik een Russisch meisje zeggen dat iedereen in Rusland gedoemd lijkt om de geschiedenis waarover ze op school leerden later in hun leven zelf mee te maken. In het Westen is veel minder historische reflectie. Op weg hierheen liep ik langs de Hollandsche Schouwburg, hoeveel mensen denken er nog aan wat daar gebeurd is? Dat de geschiedenis ons ook achtervolgt, dat lijkt iedereen nu wel te beseffen. Europa wordt nooit meer hetzelfde, hoe dit ook afloopt.”

Hoe loopt het af?

„Het wordt ben ik bang eenzelfde cataclysme als de Eerste en de Tweede Wereldoorlog. Met dat uit de Verlichting voortkomende vooruitgangsideaal van ons, dat denken dat de meeste mensen deugen, zijn we gekaapt door een psychopaat, een calculerende psychopaat die de wereld in gijzeling houdt en zinspeelt op het allerverschrikkelijkste: de inzet van kernwapens. Ik heb neefjes van 9 en 12, ze zijn opgevoed met praten in de kring en zoentje geven als je boos bent, en straks wordt de dienstplicht weer ingevoerd. Kinderen die in de bakfiets worden rondgereden en papa is koffie-artiest, die zullen weer anderhalf jaar gaan moeten dienen op de Duitse hei of in Letland. Maar nu zitten we weer over de oorlog te praten, terwijl ik een nieuwe roman heb geschreven. Ga je daar nog wat over vragen?” Doorpratend: „We hadden net boekenkasten laten maken in Sint-Petersburg, dure boekenkasten. De rotan stoeltjes die ik ooit in Haarlem gekocht heb, de stoel van mijn moeder vroeger, schilderijen, alles is achtergebleven.”

Wat heb je wel meegenomen?

„Niets. Ja, een paar boeken uit de Privé-domeinreeks. Mensen als Nabokov, die na 1917 naar Groot-Brittannië vluchtte, zeiden dat ze hadden geleerd om niet aan materiële zaken te hechten. Dat heb ik ook geleerd, maar nu dit me overkomt, voelt het toch anders. Nou ja, peanuts vergeleken met de mensen van wie de huizen gebombardeerd zijn. Of die opgesloten zitten in Marioepol.”

Schrijver, journalist

Pieter Waterdrinker (Haarlem, 1961) groeide op in het hotel van zijn ouders in Zandvoort en studeerde Russisch in Amsterdam. Later deed hij ook nog rechten en Frans.

Sinds 1996 woont hij afwisselend in Sint-Petersburg en Moskou. Tot voor kort was hij correspondent voor De Telegraaf, de VPRO en Vrij Nederland.

In 1998 debuteerde hij met de roman Danslessen. Zijn autobiografische roman Tsjaikovskistraat 40 (2017) is een internationale bestseller.

Waterdrinkers vrouw is de Russische germanist en kookboekenschrijver Julia Klotschkova.

Je schrijft dat je Poetin twee keer de hand hebt geschud.

„Als journalist ja, in de tijd dat hij mensen nog een hand gaf, lang geleden. Voor een documentaire over de MH17 ben ik naar de woonkazerne gegaan waar hij is opgegroeid, tussen de ratten en de kakkerlakken, een straatschoffie, een paar honderd meter bij mijn huis in Sint-Petersburg vandaan. Zijn vader vocht in de Tweede Wereldoorlog en een oudere broer is omgekomen tijdens de blokkade van Leningrad, negenhonderd dagen, een miljoen doden. En die man, met een broer die is omgekomen door Hitler, zit nu in het Kremlin. Zo dichtbij is de geschiedenis.”

In zijn beleving vecht hij tegen de nazi’s.

„De schofterigheid, de ploertigheid van die redenering. Uitgerekend die man haalt exact hetzelfde uit met Marioepol, met Kiev als het hem lukt, zich baserend op de mythe van het Grote Russische Rijk. Ik herinner me als de dag van gisteren dat hij president werd, 31 december 1999. Julia en ik waren in Moskou en we wilden een oliviersalade maken, geprakte aardappelen, wortelen, augurken, boterhamworst, mayonaise – Russen eten er op oudejaarsavond emmers vol van – maar we hadden niet alles in huis en ik ging naar de supermarkt. Toen belde Julia me. Ik had al een mobiele telefoon. Zoiets raars, zei ze, Jeltsin is afgetreden en hij heeft de macht overgedragen aan Poetin. Je kan zeggen wat je wilt, maar de eerste acht jaren bracht hij de Russen welvaart en stabiliteit, na de jaren negentig, waarin de zaden voor de corruptie, de smerigheid en de excessieve rijkdom van de bankiers en oligarchen werden gezaaid. Was hij in 2008 afgetreden, dan zou hij de geschiedenis in zijn gegaan als – maar laten we het over mijn nieuwe roman hebben. Die gaat over de liefde en ouder worden en de dood, over la condition humaine…” Zichzelf onderbrekend: „In het Westen kunnen we ons niet voorstellen dat het hier ook oorlog kan worden, of dat er een revolutie komt. Dat de rijken hun huis uit worden gesleurd en afgemaakt en in de goot worden gesmeten, zoals in Sint-Petersburg in 1917, of in Parijs in 1789. Maar het kán wel, hè, dat degenen die de grachtenpanden schoonmaken het niet meer pikken en op een dag stenen door de ruiten gaan gooien. De wrok en de rancune van de mensen die niets hebben en zich vernederd voelen zijn grenzeloos.”

In ‘Biecht aan mijn vrouw’ schrijf je ook over de vernederingen in de jeugd van de hoofdpersoon, die Pieter Waterdrinker heet.„Hij logeert in het Schrijvershuis boven de Athenaeum boekhandel op het Spui, ver van zijn vrouw Julia, die in Frankrijk is, en dan wordt hij op faustiaanse wijze op de proef gesteld. Het meisje Jeva dient zich aan en ook zijn geslaagde en schatrijke schoolvriend Otto Brons, en dan denkt hij terug aan zijn jaren op het lyceum in Haarlem, waar iedereen uit Aerdenhout of Heemstede kwam, met een vader die arts of advocaat is, en zijn ouders hebben een kwijnend hotel in Zandvoort en werken zich halfdood, en dan gaat hij studeren in Amsterdam, waar hij het niet leuk vindt, net als ik. Ja, als je de zoon van een tandarts was en je werd lid van het corps, dan kon je een geweldige tijd hebben, maar ik – de eerste keer dat ik van het corps hoorde dacht ik aan een zangkoor. Ik vond mijn studententijd een gruwel.”

De Pieter Waterdrinker in je boek maakt grappen over een zwarte dichter die heel erg woke is.

„En uit een zeer gegoede familie komt, zonder slavernijverleden. Ik houd de lezer graag een spiegel voor, een lachspiegel. Dat is geen pesten, dat is de tijd weergeven. Wokeness, MeToo, het wordt zo serieus genomen – al is de aandacht ervoor sinds de oorlog wel minder geworden. Waarmee ik niet bedoel dat het onbelangrijk is. Maar er is een hiërarchie. Aandacht voor trauma is een uiting van beschaving, mogelijk gemaakt door welvaart, rust en vrede. Die vrede kan zomaar voorbij zijn. Er was een avond in Pakhuis De Zwijger over Stefan Zweig en Die Welt von Gestern. Ik ken zijn werk goed en ik had een filmpje ingesproken over die Habsburgse wereld die Zweig oproept, die in zichzelf zwelgende, welvarende wereld, kaiserlich und königlich, waar nooit een einde aan leek te komen, en waar de Eerste Wereldoorlog toch bruut een einde aan maakte. Wij denken, of dachten ook dat de welvaart eeuwigdurend zou zijn, en tegelijkertijd klagen we over de overgevoeligheid en het verwende gedrag van de jeugd.”

Net als in 1914.

„Iedereen stond te juichen toen het begon, ook intellectuelen als Thomas Mann en Alexander Blok. Mensen gooiden hun strohoedjes in de lucht van vreugde. Ze dachten dat het een korte vrolijke oorlog zou worden, geen idee van loopgraven en mosterdgas. We zitten in de prelude van de prelude. Het is mooi weer, de vogels zingen, maar er zijn al bijna vier miljoen mensen uit Oekraïne gevlucht. Een miljoen Russen willen ook weg.”

Wat drijft Poetin?

„Haat en rancune, doordat hij zich vernederd voelt, zijn hele leven al. Veel Russen hebben een minderwaardigheidscomplex, dat wordt overdekt door gevoelens van superioriteit. Die Kremlin-elite – ze zijn als een groepje oligarchen dat lid wil worden van de Kennemer Golf & Country Club, waar de elite uit Aerdenhout en Heemstede speelt. Ze zijn rijk genoeg om de hele club te kopen, maar ze willen dat het bestuur hen aanneemt. En ze komen niet door de ballotage omdat ze te ordinair zijn.”

Correctie (2 april 2022): In een eerdere versie van dit artikel stond dat Poetin op 21 februari sprak over ‘tegenstanders die als vliegen moeten worden uitgespuwd’. Die uitspraak deed Poetin op 16 maart. Dat is hierboven aangepast.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten