SP :: Nieuws :: Berichten
Onderweg naar het kantoor van The Guardian, waar ik met Joris Luyendijk heb afgesproken, zie ik de kolossen van HSBC, Citibank, Barclays en KPMG. Ik ben ruim op tijd en kan dus nog even rondkijken in de omgeving van King’s Cross en St. Pancrasstation. De zon schijnt. Overal waar je kijkt zijn bouwactiviteiten: dit stukje Londen krijgt een stevige opknapbeurt. Het is er lawaaiig en dynamisch, zoals een metropool hoort te zijn.
Op het afgesproken tijdstip treffen we elkaar in de trendy lounge op de eerste verdieping. Samen gaan we een verdieping hoger, een verdieping met een enorm oppervlak en vele honderden journalisten achter beeldschermen. We belanden in een kleine stiltewerkplek waar we net met z’n tweeën in passen. Maar het is er stil. De recorder zal de volle twee uur op Joris’ schoot liggen.
Je bent opgeleid tot antropoloog. Wat is antropologie?
‘Het begon met het bestuderen van volkeren buiten het Westen. Het was eigenlijk een instrument in handen van koloniale machten. Pas toen de dekolonisatie op gang kwam, werd het meer de studie die zich bezighoudt met groepsprocessen. Mensen doen vaak dingen met een beperkt zicht op hun motieven en gaan uit van zaken die normaal gevonden worden maar nooit ter discussie zijn gesteld. De antropologie houdt zich bezig met de ideeën die rondzweven in een samenleving en het gedrag van de mensen beïnvloeden zonder dat die hoofden dat zelf kunnen benoemen.’
Tekst Jan Marijnissen Foto's Ilvy Njiokiktjien |
Lachend: ‘Ja, het is heel zorgwekkend. De antropoloog kijkt op groepsniveau, maar al het geld voor onderzoek gaat nu naar het breinniveau.’
Joris Luyendijk |
Er zijn ruim driehonderdduizend exemplaren van je boek Het zijn net mensen verkocht. Hoe verklaar je dat enorme succes?
‘Een aantal zaken heeft daaraan bijgedragen. Het boek kwam uit in 2006. We zaten in een soort post-Fortuynfase waarin een aantal onwrikbare instituties wankelden, vooral ook de media. Die waren lang het voertuig geweest om de groeiende onzekerheid en onvrede te sussen. Daar kwam bij dat er in dat jaar weer veel te doen was in het Midden-Oosten. Het toeval wilde dat ik in dat jaar de presentator was van Zomergasten, waardoor ik zes zondagavonden drie uur in beeld was. Behulpzaam was ook dat de recensies over het algemeen goed waren. Ik heb enorm mijn best gedaan om een voor iedereen toegankelijk boek te schrijven, zonder technische termen.’
In het boek spreek je over de zes dilemma’s waar alle journalisten bij het vergaren en het weergeven van informatie mee worstelen. Welke zijn de belangrijkste?
‘Welke feiten laat je zien en welke niet? Wie laat je aan het woord? Wat doe je met belanghebbenden die je proberen te manipuleren? En dan zijn er nog andere factoren: heeft de journalist voldoende tijd, spreekt hij de taal, is hij onpartijdig?’
Je stelt dat de media noodgedwongen een ernstig vertekend beeld geven van het Midden-Oosten. Hoezo noodgedwongen?
‘Omdat je niet alles kunt laten zien.’
Maar zowel de journalist als de lezer moeten toch de ambitie hebben de werkelijkheid te kennen, ook al is die soms ingewikkeld.
‘Zeker. Je moet alleen eerlijk zijn over het feit dat de journalistiek per definitie een beperkt beeld schetst. Ga dus niet op basis van een paar flitsen de meest waanzinnige dingen denken over moslims, joden of arabieren. Je loopt veel te veel het risico dat je wordt gemanipuleerd. De invloed van krachtige beelden in de media wordt onderschat. Hoe kan het dat zovelen op basis van een paar beelden besluiten dat 1,6 miljard mensen – de moslims – gevaarlijk zijn? Daarom is scepsis, ook ten aanzien van de journalistiek, heel erg goed.’
Journalisten zien zichzelf graag als de controleurs van de macht. Maar wie controleert de controleurs?
‘Informatie in het algemeen en journalistiek in het bijzonder zijn geen wetenschap. Met andere woorden: het is onmogelijk om objectieve criteria te formuleren op basis waarvan je kunt zeggen: dat is goed en dat is fout.’
Veel journalisten hebben na de laatste Balkanoorlog moeten toegeven dat ze bevooroordeeld verslag hadden gedaan. Er is blijkbaar veel moed voor nodig om te durven afwijken van de dominante opvatting.
‘Klopt. Daarom moet de journalistiek ook veel meer aan zelfreflectie doen en niet alleen dat. Men moet er ook mensen van buiten bij halen. Zo hou je de zaak op scherp. Anderzijds moeten ook de mensen die het nieuws volgen hun eigen verantwoordelijkheid kennen en niet alleen op zoek zijn naar de argumenten en feiten die het eigen gelijk onderstrepen.’
Nieuws is dat wat afwijkt van het alledaagse. Jij vindt dat maar een oppervlakkige omschrijving van het werk van de journalist, niet?
‘Het moet allebei gebeuren: het brengen van wat afwijkt van het alledaagse, het nieuws, én het berichten over het alledaagse, de achtergronden. Het gaat vaak mis wanneer er op basis van geringe informatie veel te vergaande conclusies worden getrokken.’
Je maant journalisten tot bescheidenheid: wij overzien niet de hele wereld, wij weten niet zeker wat er allemaal gebeurt, en wij kunnen niet objectief zijn.
‘Het klassieke beeld: je vliegt naar Gaza, en je belt je fixer. Hij vraagt: ‘Wat wil je? Een blije moeder of een droevige moeder? Met of zonder kind?’ Hij heeft een hele menukaart. Je laat de moeder wat zeggen, je doet je voice-over en klaar is je item. Bullshit. Eigenlijk zou je moeten zeggen: ‘Ik ben nu vier dagen in Gaza en wat mij opvalt in vergelijking met de eerdere keren dat ik hier was is dat dit, dit en dit. Het zou kunnen zijn dat dat en dat. Dan ben je gewoon eerlijk. En dat is waardevoller dan dat je alleen maar elke keer de clichébeelden laat zien.
Hier wreekt zich ook wel dat we in ons land eigenlijk alleen maar commerciële omroepen hebben. Ook de zogenaamde publieke omroepen zijn vooral bezig met de kijkcijfers. Zo af en toe mag er dan een documentaire. En daar moet je dan heel dankbaar voor zijn. Ook onze kranten zijn bijna allemaal in handen van investeerders, mensen die geld willen zien. Zo van: we investeren nu niet in shampoo maar in de NRC. We hebben onze hele nieuws- en achtergrondeninfrastructuur vercommercialiseerd.’
Waar staan we over tien jaar, sprekende over de journalistiek?
‘Ik hoop dat er stichtingen ontstaan die gaan publiceren op het web. Voor honderd miljoen heb je een heel goede krant. Nou is dat voor mij natuurlijk vreselijk veel geld, maar niet voor tienduizend mensen die snappen hoe belangrijk het is dat de kwaliteitsjournalistiek niet verdwijnt. Samen met een fundraiser moet dat toch te doen zijn. Ik hoop dat het die kant op gaat.’
Ben je niet bang dat dan de kwaliteitsjournalistiek onbereikbaar wordt voor de man met weinig geld?
‘Nee, joh. Ik pleit er juist voor de toegang gratis te houden.’
Woorden hebben hun betekenis: de Westoever en Gaza, zijn ze bezet of betwist?
Zonder enige aarzeling: ‘Bezet. Volgens internationaal recht zijn ze bezet. Maar let wel: in de VS, in Engeland en zeker in Israël is het internationaal recht niet onomstreden. Men beschouwt het daar als een speeltje voor dromers. Disputed of occupied: in de internationale pers kun je aan het woordgebruik zien waar een krant staat.’
Waarom zijn de Palestijnen zo slecht in het verzorgen van hun pr?
‘Oh, vind je? Ik zou eerder zeggen dat ze er goed in zijn, omdat ze hun zaak wel permanent op de internationale politieke agenda weten te houden.’
Ik mis het empatisch gevoel als het gaat om het winnen van de sympathie van de wereldgemeenschap. Met zelfmoordaanslagen in bussen en bommen in een pizzeria lukt dat niet.
‘Tsja. Hamas zegt dan: “We hebben het veertig jaar zonder spectaculaire aanslagen geprobeerd, zonder resultaat. Ze hebben ons land hapje voor hapje opgegeten.” En dat is waar. Wat niet wil zeggen dat die bomaanslagen de Palestijnen nu wel verder brengen. Vergeet een ding niet: een Palestijn is zich zoveel minder bewust van het Westen dan een Israëliër. Bovendien, Israël is in vergelijking met Palestina zo rijk dat men zeer goede pr kan inkopen, alleen overtroffen door de VS. Het is trouwens goed te weten dat de militaire tak van Hamas slechts een klein deel van de Palestijnen vertegenwoordigt. Het grootste deel van de bevolking is apathisch, murw geslagen door alle dramatische gebeurtenissen. Deze mensen doen niks.’
Waar leven ze van in Gaza?
‘Hulp en smokkel. Ze mogen geen handel drijven en ze hebben trouwens ook niets om handel mee te drijven. De werkloosheid is daarom ook gigantisch. Bovendien is het stukje land dichter bevolkt dan Nederland. Het lijkt voor de bewoners nog het meest op een gevangenis. De drie generaties mensen die daar nu wonen zijn zo getraumatiseerd. Het is surreëel.
Ik ben erg pessimistisch. In Israël wordt openlijk gesproken over het etnisch zuiveren van de Westoever. Veel wijst ook in die richting. De Palestijnen zullen dan een veilig heenkomen moeten zoeken in de buurlanden of elders.’
Had je niet liever de Arabische opstand verslagen dan de financiële crisis?
‘Ja, moeilijk. Ik moet eerlijk zeggen: na vijf jaar was ik ook wel gewoon klaar met het Midden-Oosten.’
Maar het Midden-Oosten nog niet met jou, want er is wel wat gebeurd. Hoe beoordeel je de Arabische lente?
‘Ik vind het wel een mooie term. Na de lente komt immers de zomer, zo wordt de ontwikkeling benadrukt. Het is al lang niet meer zoals het was. Ze schrijven daar niet een nieuw hoofdstuk, ze zijn aan een nieuw boek begonnen. Natuurlijk, er gaat veel niet goed, maar men is hopelijk op weg naar iets beters.’
Wat denk je van Syrië?
‘Heel moeilijk. Ze kunnen niet terug naar hoe het was. Iedereen wist dat het ooit zou gebeuren. Maar hoe en wanneer bleven de grote vragen. Een van de grote problemen bij die dictaturen is dat men elk alternatief om zeep helpt. Er is geen civil society.’
Een grote overstap. Van het Midden-Oosten naar het Binnenhof. Je hebt daar in 2010 een maand gebivakkeerd, in het bijzonder ook in perscentrum Nieuwspoort. Wat was je indruk?
‘Ik hoorde toen de hele tijd: die politici hier doen er niet meer zo toe. Zaken worden besloten op de ministeries, voor zover niet in Brussel. De nationale politiek gaat nog maar over heel weinig. Tegelijkertijd geldt dat als we de crises te boven willen komen, de politiek cruciaal is. Wie gaat anders de mondiale financiële sector aanpakken?’
In je boekje Je hebt het niet van mij, maar… ga je in op de rol van de politici, de journalisten, de voorlichters en de lobbyisten. Doet iedereen wat hij of zij geacht wordt te doen?
‘Nou, de lobbyisten en de voorlichters doen wat de opdrachtgever van hen verlangt. Politici zijn soeverein, dus die bepalen zelf wat ze vinden en doen. Dan blijven de journalisten over en ik vind dat zij totaal niet doen wat er van hen verwacht mag worden, al lopen er natuurlijk ook echt wel goede vaklui rond.
Voor mij was de eyeopener het plotselinge besef: hé, dit zijn in sociaal-culturele termen allemaal hetzelfde soort mensen. Uit academische ouders, zelf gestudeerd, in je studietijd je belangrijke vriendschappen gemaakt, internationaal georiënteerd. Ze komen allemaal terecht bij de publieke omroep, bij de grote kranten, met name de PCM-kranten, en bij vijf politieke partijen, PvdA, VVD, D66, GroenLinks en het CDA, zij het die laatste in iets mindere mate omdat die haar eigen netwerken heeft. Deze mensen komen in aanmerking voor alle commissariaten en andere mooie baantjes. Ik staarde me lange tijd blind op de tegenstellingen binnen dat veld. Pas in Den Haag ontdekte ik dat ik in dat veld geen SP’ers en ook geen PVV’ers tegenkwam. Dat blijken heel andere mensen te zijn.’
Leg het me uit.
‘Kom je uit mijn sociale klasse, ga je op je negentiende naar de Universiteit van Amsterdam en je gaat politicologie doen, dan is je bedje eigenlijk al gespreid. Je studeert af in een of andere vage richting en zonder dat je echt iets kunt, maar het ticket dat je krijgt stelt je in staat al die mensen in die organisaties over te slaan. Je stapt in op wat dan wordt genoemd een ‘academisch denkniveau’ en je krijgt een baantje waarvan moeilijk is vast te stellen wat je nu eigenlijk doet. Ze hebben allemaal heel goede salarissen, en dat wordt allemaal bij elkaar gehouden met behulp van een aantal codes en opvattingen, zoals: globalisering is goed, immigratie is goed, islam is als alle andere religies en de EU is fantastisch. Dat vond ik zelf een heel interessante ontdekking. Toen ik jouw verzoek voor dit vraaggesprek kreeg, dacht ik: ja, hij heeft tijd, hij heeft geen commissariaten. De heersende generatie heeft de privatiseringen doorgevoerd en heeft zelf onmiddellijk bezit genomen van de zeer goed betalende baantjes die daardoor vrij vielen. Het is geen complot, maar het is wel hegemoniaal. Dit heeft mijn beeld van de SP en de PVV voor altijd veranderd.’
Een echt antropologische duiding.
Glimlachend: ‘Ja, antropologie is geweldig. Begin steeds met de vraag: hoe ziet jouw wereld eruit? Je staat ’s morgens op en dan? Met wie ga je op stap? Het zou goed zijn wanneer iemand die Haagse wereld eens
op deze wijze wetenschappelijk zou onderzoeken. De uitkomst zal een schok teweegbrengen.’
Komen we nu aan bij het hoofdgerecht. Waartoe is de financiële sector op aarde?
‘Zij zetten een prijs op risico. Stel, je wilt voor een bepaalde prijs een ziekenhuis bouwen dat over vier jaar klaar moet zijn. Probleem is dat je niet weet wat bijvoorbeeld de prijs van cement zal zijn. Bij de bank kun je een derivaat kopen dat jou garanties geeft omtrent de prijs. Ze kunnen dat doen omdat ze een cementfabriek bereid hebben gevonden te garanderen voor een bepaalde prijs te leveren. Of je wilt als je 65 wordt een fatsoenlijk pensioen ontvangen. De financiële sector zorgt dat jouw inleg goed wordt geïnvesteerd zodat jij te zijner tijd de afgesproken uitkering krijgt.’
Hoe machtig is de financiële sector?
‘Enorm machtig. Neem HSBC – de Hong Kong and Shanghai Banking Corporation. Vorig jaar bleek deze bank voor miljarden drugsgeld te hebben witgewassen. Echt, het ging om vrachtwagens met drugsgeld die richting de vestiging in Mexico gingen. En wat zegt de openbaar aanklager in Amerika? Eigenlijk hadden we deze bank een enorme boete moeten geven, maar daarmee hadden we dan de stabiliteit van de financiële sector in gevaar gebracht. Dus hebben we dat maar niet gedaan.’
Hoe verhoudt deze macht zich tot de democratie?
‘Cru samengevat: de financiële wereld veroorzaakt problemen, en het volk mag de mensen kiezen die die problemen gaan oplossen. Overigens gaan delen van de bevolking ook niet vrijuit, en politici en centrale bankiers evenmin.’
Maar waren de banken ooit achtenswaardige instellingen?
‘Als je begin zeventiger jaren zei dat je bij een bank ging werken of dat je notaris of accountant werd, dan ging je niet iets controversieels doen – eerder iets saais. Pas onder Thatcher en Reagan, en daarna Clinton, Blair en Kok is dat veranderd. Zij stonden toe dat banken gingen fuseren. Het klinkt raar, maar eigenlijk werd toen de vrije markt ingeruild voor een kartel. En dat kartel is zo groot en machtig dat ze subsidie van de overheid kunnen afdwingen. Daar komt bij dat de banken zoveel geld verdienen dat ze politici en andere belangrijke mensen mooie baantjes kunnen aanbieden. Zo zie je bijvoorbeeld dat de voormalige president van de centrale bank van Duitsland nu in dienst is bij UBS. Tony Blair verdient nu miljoenen als adviseur in de sector. Er is een ruime uitwisseling, ook andersom. Zo zijn de mensen die Obama omringen veelal afkomstig van Wall Street. Het is een draaideur met drie uitgangen: de financiële sector, het toezicht daarop en de politiek.’
Wanneer is die immoraliteit erin geslopen?
‘Ik denk dat die er altijd al wel was, maar dat die minder ruimte kreeg. Dat veranderde pas in de jaren tachtig en negentig.’
Wat gebeurde er toen?
‘Drie dingen: ten eerste mochten banken heel groot worden. Ze mochten risico’s gaan nemen met spaargeld. En ze mochten allerlei activiteiten onder een dak brengen. De afdeling handel werd tot dan toe gescheiden gehouden van de afdeling fusies/overnames. Dat zou immers tot belangentegenstellingen kunnen leiden. Dat heeft de crisis van de jaren dertig laten zien. Daarom zijn die twee activiteiten toen ook uit elkaar gehaald. Clinton heeft toen toegestaan dat die scheiding weer werd opgeheven.’
Maar zit er niet ook een ideologie achter?
‘Het is het idee dat markten zichzelf kunnen corrigeren. En dat je dus eigenlijk geen toezichthouder nodig hebt. Je hebt nu zulke grote computermodellen dat men denkt dat die beter de risico’s kunnen inschatten dan een toezichthouder.’
Is dat wat je bedoelde toen je voor de onderzoekscommissie van het Engelse parlement zei: ‘de bankensector is als het katholicisme maar dan zonder hel’?
‘De bankensector dacht geen hel nodig te hebben omdat men elkaar wel zou corrigeren en scherp houden. We weten nu wel beter. Dit in tegenstelling tot de markt van de schoonmakers. Die zit wel in een zichzelf corrigerende markt. Als die schoonmaker te veel vraagt of waardeloos werk aflevert, kan hij vertrekken. Als een bankier slecht werk levert of zichzelf een waanzinnig salaris geeft, dan gebeurt er helemaal niks.
Eigenlijk heb je dus aan de top van het kapitalistische vrijemarktsysteem geen vrijemarktsysteem, daar heb je socialisme. Althans als het niet goed gaat, want gaat het wel goed dan zijn de revenuen natuurlijk privaat.’
Is het niet raar dat al die mannen als Greenspan, Scheringa, Van Keulen, Wellink, noem ze allemaal maar op, gewoon vrij rondlopen? Het lijkt erop dat buiten de gewone burger niemand een prijs betaalt.
‘Maar je kunt mensen niet straffen omdat ze een mening hebben waar ze later van moeten toegeven dat ze het verkeerd gezien hebben. Greenspan was echt ideologisch overtuigd van zijn gelijk.’
Alan Greenspan was bijna twintig jaar voorzitter van de Federal Reserve, de Amerikaanse centrale bank. Hij was de exponent van de vrije markt en de overtuiging dat de markten zichzelf zouden corrigeren. Kijk wat hij heeft aangericht, niet alleen in de VS maar in de hele wereld. Waar leggen we de grens?
‘Bij opzet. Stel er kan worden aangetoond dat hij eind jaren negentig zelf al tot het inzicht was gekomen dat hij fout zat, maar dat hij betaald is om dit te doen, dan had je een zaak. Neem de bank Lehman Brothers. Die heeft jarenlang informatie gegeven over de balans van zijn bank waar hij redelijkerwijs van kon weten dat die niet klopte omdat hij een hele hoop risico’s van zijn balans had afgehouden. Hij wist het; hij had het in ieder geval moeten weten.’
Maar geldt dit niet ook voor Greenspan? Er zijn toch tal van aanwijzingen geweest dat er in de werkelijkheid slechts een wankele basis bestond voor zijn neoliberale ideologie.
‘Volgens mij zou het een killing effect hebben als je mensen gaat vervolgen voor een oprechte maar verkeerde interpretatie van de werkelijkheid, of het simpele feit dat ze in lijn met die interpretatie hebben gehandeld.’
Maar zijn er niet heel veel mensen die de meest vreselijke dingen hebben gedaan in de overtuiging dat ze het goede deden ten behoeve van een hoger doel?
‘De financiële sector heeft traditioneel zo’n sterk lobbyapparaat dat ze er wel voor gezorgd hebben dat er geen wetten zijn op grond waarvan zij aansprakelijk kunnen worden gesteld. Ze overtreden geen wetten omdat ze zelf de wetten mee schrijven. Veel mensen die in de fout zijn gegaan, zeggen dat ze het deden omdat het kon.’
De mensen in de City, de mensen waar jij veel mee spreekt, wat voor beeld hebben die van zichzelf?
‘Ik maak vaak de vergelijking met een olympisch dorp. Op een gegeven moment wordt duidelijk dat fietsers doping hebben gebruikt. Er zijn heel veel sporten die niks met doping of fietsen te maken hebben, maar die toch plotseling allemaal in een kwaad daglicht worden gesteld. Uit gemakzucht wordt het woord fietsers vervangen door ‘sporters’. Zo kom ik ook aan mijn gesprekspartners. Het zijn mensen die deze veralgemenisering zat zijn en het echte verhaal willen vertellen. Er zijn van de tienduizend niches binnen de financiële sector er slechts een paar zeer giftig en een groot aantal zit om die giftige niches heen en is, zeg maar, half giftig.’
Je schreef: ‘Dit systeem kent eigenlijk alleen maar verliezers. Ook de bankiers zijn verliezers, weliswaar de best betaalde, maar ze hebben een verschrikkelijk leven en zijn op hun veertigste een wrak.’ Vertel.
‘Voor veel mensen die hier jong terechtkomen geldt dat ze letterlijk dag en nacht werken. Ze hebben geen vrienden of andere betekenisvolle relaties. De hoop dat ze later veel geld gaan verdienen drijft ze. Maar onderweg vallen er veel mensen van de piramide. Ondertussen zijn ze werkverslaafd en ontwikkelen ze een stoornis. Het feit dat ze omringd zijn met mensen die er hetzelfde over denken is natuurlijk niet erg behulpzaam.’
In een uitzending van Tegenlicht over de City zei je: ‘Iedereen werd rijk van de vragen die niet werden gesteld.’ Wie werden er rijk? En wie stelde welke vragen niet?
‘Er is veel geld gecreëerd en daar is iedereen binnen de financiële sector flink beter van geworden. De ruime bonussen werden ruim uitgedeeld. Alle betrokkenen wilden maar één ding: zoveel mogelijk geld verdienen. De politiek had, als vertegenwoordiger van het algemeen belang, moeten vragen en moeten ingrijpen.’
Hoe kijken we over honderd jaar terug op deze episode van jarenlange crisis in de financiële sector?
‘Ik denk dat we in een interbellum zitten, in een periode tussen twee oorlogen. De eerste oorlog hebben we gehad, maar alles gaat door op de oude voet. Net als na de Eerste Wereldoorlog lijken we niets geleerd te hebben. En daarom volgde meteen daarna de opmaat naar de Tweede Wereldoorlog. En pas daarna werd besloten het echt anders te gaan doen en kwamen er serieuze samenwerkingsverbanden tussen staten. Ik verwacht dat onze ‘tweede oorlog’ nog veel groter en ellendiger wordt dan de eerste.’
Waarom kies je deze analogie? De crisis hoeft toch niet noodzakelijkerwijs langs dezelfde lijnen te verlopen als het vraagstuk van oorlog en vrede?
‘Ik denk het wel. We hebben niets geleerd. Er zou een beweging moeten komen die eist dat de financiële sector opnieuw uitgevonden wordt, maar dan gebaseerd op morele uitgangspunten en vormgegeven door de knapste koppen die op de wereld rondlopen. Zij moeten een stappenplan voor de sanering van de financiële sector maken dat de politiek vervolgens kan gaan uitvoeren. We doen nu net alsof wat ons overkomt een soort griep is waarvoor we een pilletje moeten zoeken. We zien niet dat die ‘griep’ geproduceerd wordt door het systeem zelf. Er moet simpelweg een degelijke controle en degelijk toezicht komen binnen de financiële sector. En het allerbelangrijkste: de financiële sector moet weer dienstbaar worden aan de reële economie.’ Interviewer: Jan Marijnissen
Veel meer Tribune van de SP (echt de moeite waard!)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten