De milieubeweging krijgt steeds meer onverwachte bondgenoten. Neem De Nederlandsche Bank. De instantie die zich vooral bekommert om het wel en wee van ’s lands financiën meldde plotseling in 2018 dat het invoeren van een stevige CO2-heffing van vijftig euro onze economie nauwelijks zou schaden en tegelijkertijd een machtig instrument vormt voor het behalen van de klimaatdoelen. Uit een nieuw onderzoek van de Bank blijkt deze week dat een strenger Europees klimaatbeleid, zoals voorgesteld door de Europese Commissie, de Europese industrie niet van het continent zal jagen. Het is onwaarschijnlijk, concluderen de rekenmeesters aan het Westeinde, dat chemiebedrijven, staalreuzen en grote cementboeren de Europese deuren gaan sluiten om elders in de wereld hun surplus aan CO2 in de lucht te blazen.

Om het Europese doel van 55 procent minder uitstoot in 2030 te bereiken, stelt eurocommissaris Frans Timmermans voor om in heel Europa een heffing van vijftig euro in te voeren op elke ton CO2 – tegelijkertijd komt er dan een Europese grensbelasting voor in eerste instantie ijzer, staal, cement, energie, kunstmest en cement dat geproduceerd is in landen zonder CO2-belasting. De Nederlandsche Bank adviseert de toekomstige regering dan ook om volledig achter het Europese klimaatpakket te gaan staan. Voorstellen die vroeger vooral werden bepleit door milieuclubs worden nu omarmd door Europese beleidsmakers en financiële instellingen. Het kan verkeren.

... maar laat de multinationals hun CO2-uitstoot niet afkopen

En dan zijn er naast de boze boeren steeds meer agrariërs die deel van de oplossing willen zijn in plaats van het probleem. Bij John Heesakkers bijvoorbeeld, zijn de melkmachines op zijn Janmiekeshoeve bedekt met een dikke laag spinnenwebben. Van zijn zeventig koeien heeft hij er nog maar twaalf overgehouden en het merendeel van zijn aandacht gaat nu naar de achttien hectare aan glooiende zandgronden, heidevelden, boslandschap en akkers rondom zijn ‘bosboerderij’. Hier wil Heesakkers over een aantal jaren walnoten, honingbessen, lupinebonen (vleesvervanger), duindoorn, abrikozen, krenten, kastanjes, kersen en appels oogsten. Maar omdat het nog een tijdje duurt voordat de bomen vruchten afwerpen, vertelt hij in de achtergrondreportage in De Groene, verkoopt hij in de tussentijd iets anders: koolstofdioxide, per kilo. Groeiende planten en bomen absorberen CO2. En de boerenbodem doet dat ook, mits het bodemleven gezond is. De koolstof die zo wordt vastgelegd verkoopt hij aan burgers en bedrijven die hun CO2-uitstoot willen compenseren. De eerste deals zijn rond, goed voor zeven ton CO2.

Er zijn inmiddels meer dan honderd ‘koolstofboeren’ en de belangstelling is groot. Want met carbon farming, zo is het idee, sla je twee vliegen in één klap: het biedt een nieuwe inkomstenbron voor een landbouwsector die vanwege de koolstof- en stikstofuitstoot sterk moet inkrimpen en het kan uitkomst bieden aan partijen die naarstig zoeken naar oplossingen voor hun eigen uitstoot. De Rabo Carbon Bank is opgezet om aan deze ontwikkeling bij te dragen en voedingsmultinationals als Danone en McDonald’s ondersteunen in de VS een regeling van Joe Biden die koolstoflandbouw moet stimuleren.

En dat is meteen het grote gevaar: commerciële carbon farming biedt grote bedrijven en industrie een nieuwe uitweg voor het ontwijken van fundamentele hervormingen, door CO2-uitstoot af te kopen in plaats van te verminderen. Want net zoals bij het Europese CO2-plan de industrie nu druk aan het lobbyen is om een groot deel van de gratis CO2-rechten te behouden, waardoor elke prikkel voor CO2-reductie weer verdwijnt, kan ook een mooie ontwikkeling als CO2-landbouw vooral een papieren oplossing blijken te zijn. En daarvan hebben we er al genoeg gehad.

De onverwachte vrienden van de milieubeweging zijn van harte welkom, zeker in de aanloop naar de grote wereldmilieuconferentie begin november in Glasgow. Maar vooral bij de uitvoering van op papier mooie plannen moeten ze goed in de gaten gehouden worden.