De invasie in oekraïne: Slag om de geschiedenis
Een ‘Anti-Rusland’?
Poetin haat Oekraïne, dat zou worden geleid door ‘nazi’s en drugsverslaafden’. Op school leren Russische kinderen al dat de Oekraïners zijn gecorrumpeerd door westerse invloeden. Maar de geschiedenis corrigeert.
Raymond van den Boogaard
de Groene Amsterdammer, 2 maart 2022 – verschenen in nr. 9 (Originele artikel --- Hier ---)
Oekraïne bestaat niet, als land of als natie. Dat was de bewering waarmee de Russische president Poetin vorige week in een toespraak de weg opende voor de Russische inval. Dat waanidee zou de president, en heel Rusland met hem, nog wel eens lelijk kunnen opbreken. Naties en nationale staten zijn meestal intellectuele constructies uit de negentiende eeuw. Toch gaan ze nooit meer weg – zoals menigeen tot zijn schande heeft ondervonden. Zowel het Russisch Imperium als de Sovjet-Unie zag ‘Oekraïne’ als een bedreiging en reageerde met wisselbaden van tolerantie, repressie en ontkenning. Het hielp allemaal niet: de grootste natie in Europa die geen eigen staat wist te stichten, is steeds een probleem gebleven.
Poetin verlangt terug naar een toestand die nooit heeft bestaan: het harmonisch samenleven van drie Oost-Slavische volkeren – Russen, Wit-Russen en zogenaamde Klein-Russen (Oekraïners) – als één grote natie. Een onafhankelijke natiestaat Oekraïne kan voor hem niets anders zijn dan een kunstmatig gecreëerd ‘Anti-Rusland’. De prijs voor verwezenlijking van Poetins droom is een geweldige investering in repressie.
Het Oekraïense drama begon in het jaar 988, toen de vorst van het Kievse Rijk Vladimir (in het Oekraïens: Volodimir) zich tot het orthodoxe christendom bekeerde en zijn Slavische onderdanen daarin meenam. Vladimir was een van de Viking-koningen die tussen de negende en de dertiende eeuw vanuit Kiev een rijk bestuurden waarvan de invloedssfeer van Scandinavië tot Byzantium reikte. De herinnering aan dat rijk, ‘Kiev-Roes’, speelt – hoe onwaarschijnlijk zoiets ook klinkt in moderne oren – een sleutelrol in de huidige conflicten.
In de achttiende en negentiende eeuw zochten Russische en Oekraïense denkers, net als hun geestverwanten elders in Europa, namelijk naar historische feiten die konden aantonen wat hun natie, volk of land zo bijzonder of zelfs superieur maakte. Voor Russische nationalisten bewees de doop van Vladimir dat hun land sinds 988 het bolwerk van de christenheid in de woelige wereld van de Oost-Europese steppen is geweest. In deze gedachtegang is er een rechte lijn van Kiev in 988 naar Moskou vandaag.
De Kiev-Roes ging ten onder toen Kiev in 1240 werd veroverd door de Mongolen. Dat rijk was toen al in kleinere staatjes uiteengevallen. Een daarvan was het vorstendom Moskovië dat het ‘Mongoolse juk’ afwierp en pretendeerde de verdediger van de orthodoxie en de ware opvolger van de Kiev-Roes te zijn. Vooral na de Turkse verovering van Constantinopel in 1453 zag men zichzelf in Moskou als het centrum van de christenheid – als het ‘Derde Rome’.
De stad Kiev en andere delen van de vroegere Kiev-Roes – grofweg de gebieden die nu ‘Oekraïne’ heten – kwamen in handen van Litouwen, later het Pools-Litouwse Gemenebest. Anders dan Moskovië was dat een staat waarin de orthodoxie bestond naast katholicisme, protestantisme en jodendom. Zulk ‘multiculturalisme’ werd in Moskovië en het daaruit later voortkomende Russisch Imperium niet op prijs gesteld. Er was maar één bolwerk van de orthodoxe christenheid en dat was Rusland. Zo leerden en leren Russische kindertjes dat op school: de historische continuïteit van de Kiev-Roes tot aan de huidige Russische Federatie bewijst hoe bijzonder hun natie is. Oekraïners zijn slechts een door Europese invloeden gecorrumpeerd broedervolk.
Het klinkt voor geseculariseerde Nederlanders in de 21ste eeuw een tikje bizar, maar toch ligt hier de cultuurhistorische basis van Poetins vorige week op woedende toon voorgedragen afkeer van Oekraïne als een land zonder bestaansrecht dat, geleid door verdorven ‘nazi’s en drugsverslaafden’, een bruggenhoofd vormt van een eeuwenoud Europees streven om Rusland naar de donder te helpen. Deze kitscherige geschiedopvatting is er door zijn regime de afgelopen jaren nog eens extra in geheid door allerlei populair-wetenschappelijke programma’s op de Russische staatstelevisie: een sprookjeswereld van Russische reinheid in een boze wereld waarin de Oekraïeners zich elk moment tot verraders kunnen ontpoppen.
In werkelijkheid ontwikkelde de Russische staat zich al sinds de vijftiende eeuw eveneens naar West-Europees model, toen de tsaren van Moskovië bijvoorbeeld begonnen hun Mongools-Tataars aandoende soepjurken te verwisselen voor een meer Europese uitmonstering. In de zeventiende eeuw expandeerde het Moskovische Rijk sterk, onder meer door oorlogen met Polen. Geleidelijk kwamen grote delen van het gebied dat we nu Oekraïne noemen in Russische handen, al werd in veel gevallen de daadwerkelijke macht er uitgeoefend door Kozakken – een verzamelnaam voor veelal autonoom opererende militaire formaties die zich op contractbasis in dienst van andere heersers stelden.
Het waren, in de ogen van Oekraïense nationalisten in later tijden, ook de Kozakken die er verantwoordelijk voor waren dat hun land voor eeuwen in Russische handen raakte. In 1648 verenigden de Oekraïense Kozakken zich namelijk met de Krim-Tataren in een opstand tegen de Polen die eindigde in Russische hegemonie, omdat de Kozakken ook de Russische tsaar om hulp hadden gevraagd. Vanuit het standpunt van Russische nationalisten was op dat moment Rusland weer verenigd met ‘Klein Rusland’. In 1721 doopte tsaar Peter de Grote zijn staat om tot ‘Russisch Imperium’.
Het deel van Oekraïne dat in de zeventiende eeuw Pools bleef, en meestal Galicië of Ruthenië werd genoemd, werd bij de eerste Poolse deling in 1772 deel van het Habsburgse Rijk. De hoofdstad ervan, Lviv, maakte pas vanaf het einde van de Tweede Wereldoorlog deel uit van de ‘Socialistische Sovjet-Republiek Oekraïne’, die deel was van de Sovjet-Unie. Veel van de grote verschillen in sfeer en enthousiasme voor het Oekraïense nationalisme tussen het westen en het oosten van het huidige Oekraïne laten zich door deze gescheiden ontwikkeling verklaren.
De poging om de macht over te nemen in de tweede stad van het land, Charkov, mislukte in 2014
In de achttiende eeuw werd onder tsaar Catharina de Grote een ambitieuze politiek van politieke en juridische uniformisering van het Russisch Imperium ingezet. Oekraïne werd een ‘gouvernement-generaal’. Naar het voorbeeld van de Franse koningen, die vanaf de zeventiende eeuw de Franse streektalen hadden laten verdringen door de rond Parijs gesproken ‘langue d’oïl’, werd het in Moskou en Sint-Petersburg gesproken Russisch bevoordeeld in administratie en onderwijs, ten nadele van streektalen als het Oekraïens.
Ook veroverde het Imperium de streken langs de Zwarte Zee, die tot dan toe een spaarzaam bewoond niemandsland waren geweest. Het Tataarse Khanaat Krim werd veroverd en ingelijfd. In wat destijds ‘Novorossija’, Nieuw Rusland, genoemd werd, stichtte het bewind van Catharina nieuwe steden als Odessa, Cherzon, Marioepol en Sebastopol. Die term ‘Novorossija’ speelt overigens ook een rol in de huidige propagandaoorlogen. Toen in 2014 Russischtalige ‘separatisten’ in het oosten van Oekraïne steden innamen, enthousiast gesteund door ‘vrijwilligers’ uit Rusland, heette het ook te gaan om een ‘herovering’ van het oude Novorossija. Om onduidelijke redenen is het woord daarna weer uit de Russische propaganda verdwenen.
In de negentiende eeuw raakten, net als in de rest van het Imperium en de rest van Europa, genootschappen in de mode die democratische vooruitstrevendheid paarden aan nationaal sentiment. In Kiev werd in 1846 een eerste geheim nationalistisch gezelschap opgericht, de ‘Broederschap van de Heilige Cyrillius en Methodius’, waarmee ook de later als eerste ‘nationale dichter’ beschouwde Taras Sjevtsjenko (1814-1861) contacten had. Deze generatie vooruitstrevende Oekraïense intellectuelen streefde een federatie van Slavische volkeren op democratische grondslag na, een vorm van ‘panslavisme’. In 1847 werd het gezelschap door de tsaristische politie opgepakt en in Siberische ballingschap gezonden.
Romantische ideeën over de natie en nationale bevrijding lieten zich echter nergens in Europa blijvend onderdrukken, zo bleek in het revolutiejaar 1848, ook wel ‘de lente der volkeren’ genaamd. Het is trouwens opvallend dat waar de Belgische, Poolse en Griekse nationale opstanden in heel Europa in de negentiende eeuw veel enthousiasme wekten, de Oekraïeners het zonder noemenswaardige steun in de internationale publieke opinie moesten doen.
Tsaar Aleksandr II meende na de Russische nederlaag in de Krimoorlog dat Rusland moest moderniseren. Hij schafte de lijfeigenschap af en was ook tolerant jegens de Oekraïners: in Sint-Petersburg werden zelfs boeken in de Oekraïense taal gedrukt. Maar na de mislukte Poolse opstand van 1863 kreeg de tsaar koude voeten: verspreiding en import van schoolboeken en andere niet-wetenschappelijke boeken in de Oekraïense taal werden verboden.
Er volgde een uittocht van Oekraïense intellectuelen richting Galicië, waar het Habsburgse bestuur probeerde met tolerantie de Oekraïeners aan het eigen imperium te binden. In Lviv bestond aan de universiteit zelfs een leerstoel Oekraïense geschiedenis, bekleed door Michailo Hroesjevski, later beschouwd als dé nationale geschiedschrijver. Na de Russische nederlaag in de Russisch-Japanse oorlog van 1905 volgde een nieuwe periode van tolerantie: het Oekraïens werd officieel erkend als taal en kranten en boeken daarin mochten weer gedrukt worden. In diezelfde jaren maakte Oekraïne, sterker nog dan andere delen van het Imperium, een proces van stormachtige industrialisering, urbanisering en modernisering op alle gebieden door. Oekraïne werd een van de economisch sterkste delen van het Imperium, en had volop deel aan de Europese moderniteit.
In de laatste decennia van de negentiende eeuw werden, net als in de rest van het Russisch Imperium, in Oekraïne clandestien revolutionaire bewegingen opgericht – meestal op socialistische grondslag en vaak bereid tot terrorisme. Hun programma was geen panslavische autonomie meer, maar onafhankelijkheid. In 1917, toen Rusland de Eerste Wereldoorlog al verloren leek te hebben, zagen zij hun kans schoon en riepen in Kiev de onafhankelijkheid uit. In de zeer gewelddadige Russische Burgeroorlog die toen volgde, wist deze ‘Volksrepubliek Oekraïne’ aanvankelijk stand te houden, zowel tegen de ‘Witten’ die het tsaristische bewind wilden herstellen als tegen de bolsjewieken van Vladimir Lenin die inmiddels in Sint-Petersburg een succesvolle staatsgreep hadden gepleegd. Maar geconfronteerd met de overmacht van de ‘Roden’ sloot deze Volksrepubliek zich in 1922 toch aan bij de Sovjet-Unie van Lenin. De Polen, Finnen en Baltische volkeren hadden uit de chaos van het ineenstortende Imperium hun eigen natiestaat weten los te weken, maar de Oekraïeners niet.
Een optocht ter ere van de omstreden nationalist Stepan Bandera(Wikipedia)
Op één punt had Poetin vorige week in zijn haatdragende oorlogstoespraak helemaal gelijk: het sovjet-Oekraïne dat de contouren van het huidige Oekraïne bepaalt, was een idee van Vladimir Lenin. Veel van zijn bolsjewistische vrienden, zoals Stalin, waren tegen zo’n Oekraïne. De Duitse revolutionaire Rosa Luxemburg noemde het land zelfs de uitvinding van een groepje wereldvreemde schoolmeesters. Maar Lenin wilde een einde maken aan de slechte naam van het Russisch Imperium als ‘gevangenis der volkeren’: alle ‘nationaliteiten’ moesten in de nieuwe sovjetstaat een eigen culturele identiteit en liefst ook een ‘thuisland’ krijgen. Bovendien was het allemaal tijdelijk: de ophanden zijnde wereldrevolutie zou natiestaten tot iets uit het verleden maken. Dus kreeg sovjet-Oekraïne in 1922 de attributen van een formeel onafhankelijk land, die tot 1991 zouden voortbestaan: een eigen Communistische Partij, een eigen Opperste Sovjet (parlement), een academie van wetenschappen, een schrijversbond, et cetera.
Dat deze relatieve autonomie en bevordering van de Oekraïense cultuur na 1922 slechts enkele jaren zou duren, daar hoorde je Poetin vorige week niet over. Evenmin als over de door Stalin kunstmatig opgewekte hongersnood van 1930-1932, die – vrijwel onopgemerkt in de rest van de wereld – aan miljoenen Oekraïners het leven kostte.
Romantische ideeën over nationale bevrijding lieten zich nergens in Europa blijvend onderdrukken
Wel worden in de Russische propaganda van nu de huidige politieke leiders van het land gelijkgesteld aan de nationalisten die bij de Duitse inval in de Sovjet-Unie in 1941 collaboreerden met de nazi’s omdat ze – zoals al spoedig bleek ten onrechte – in hen bevrijders van sovjetterreur en repressie zagen. Die misvatting leidde tot de zwartste bladzijde in de moderne geschiedenis van Oekraïne: de enthousiaste medewerking van veel nationalisten bij de massale liquidatie door de nazi’s van tienduizenden joden.
Maar het nazibewind had met Oekraïne heel andere plannen: ‘Lebensraum’ voor Duitse boeren moest er komen, met Oekraïeners hoogstens in de rol van rechteloze arbeidsreserve. Binnen een jaar na de ‘bevrijding’ zat Stepan Bandera, leider van de grootste nationalistische beweging die met de Duitsers had gecollaboreerd, zelf in een Duits concentratiekamp. Hij overleefde en gaf na de oorlog vanuit de emigratie leiding aan een van de clandestiene terreurgroepen die tot in de jaren vijftig in sovjet-Oekraïne actief waren. In 1959 werd Bandera in München door een kgb-agent vermoord.
Dat de toenmalige Oekraïense president Viktor Joesjtsjenko in 2009 Bandera – die als collaborateur niet alleen de dood van joden maar ook van veel Polen op zijn geweten had – erkende als ‘Held van Oekraïne’ heeft bij velen binnen en buiten het land kwaad bloed gezet. Maar het is onjuist om daarom de politieke leiding in het Kiev van nu als ‘fascisten’ te bestempelen, zoals Poetin doet. De neonazistische groeperingen die in Oekraïne met portretten van Bandera rondlopen en eigen paramilitaire eenheden vormen, zijn maar klein en zonder werkelijke politieke invloed op de centrale regering van de huidige president Zelenski, die zelf van joodse origine is.
Na de overwinning op Hitler-Duitsland kreeg de ‘Oekraïense Socialistische Sovjet-Republiek’ het voormalige Galicië en andere door Oekraïeners bewoonde gebieden uit de buurlanden Polen, Hongarije en Roemenië erbij. De dans van afwisselend tolerantie en repressie van de Oekraïense eigenheid ging door. Aan de ene kant was Oekraïne te groot en economisch te belangrijk om het bij improductieve repressie te laten, aan de andere kant was de veronderstelde Oekraïense neiging tot ‘chauvinisme’ – zoals nationalisme in sovjetjargon vaak genoemd werd – een gevaar voor de vanuit Moskou geleide, hyper-centralistische Sovjet-Unie.
Een carrière in deze ‘moeilijke’ sovjetrepubliek strekte tot aanbeveling in de hogere regionen van de bureaucratie. Maar liefst twee partijleiders in het Kremlin, Nikita Chroesjtsjov en Leonid Brezjnjev, dankten hun weg naar de top mede aan hun bestuurservaring in Oekraïne. Een groot verschil tussen de late Sovjet-Unie en het Rusland van Poetin is dat in de ussr ook Russisch ‘chauvinisme’ en nationalisme taboe waren. Weliswaar werd in de praktijk het gebruik van het Russisch als ‘staatstaal’ in heel de ussr bevorderd, net als het imago van het Russische volk als ‘grote broer’, maar wat Poetin nu allemaal roept over de historische positie van Rusland en de Russische taal had hem in de Sovjet-Unie van de jaren zeventig jaren werkkamp opgeleverd.
In 1991 werd Oekraïne echt onafhankelijk, min of meer per ongeluk omdat de Russische president Boris Jeltsin een einde wilde maken aan de macht van sovjetleider Michail Gorbatsjov, die vasthield aan de Sovjet-Unie. De Unie viel uiteen in vijftien onafhankelijke staten, waaronder Oekraïne. Wel hadden er in de roerige laatste jaren van de ussr in Kiev al demonstraties pro onafhankelijkheid plaatsgevonden. Zo’n negentig procent van de bevolking van de republiek sprak zich per referendum uit voor een onafhankelijk Oekraïne.
Het nieuwe land deelde na 1991 veel problemen met Rusland: ineenstorting van de economie, oligarchen die de economische hervormingen te baat namen voor afzichtelijke zelfverrijking, maffiapraktijken, hemeltergende corruptie en politieke instabiliteit. Dat laatste was onder meer het gevolg van Russische inmenging – de voormalige ‘grote broer’ wilde in Kiev een stevige vinger in de pap houden en bediende zich soms van bedenkelijke methoden, zoals de vergiftiging van een Moskou onwelgevallige presidentskandidaat.
Tot twee keer toe zorgden massale demonstraties in Kiev voor een koerscorrectie: bij de zogeheten ‘Oranjerevolutie’ in 2004, toen de favoriete kandidaat van Moskou bij de Oekraïense presidentsverkiezingen, Viktor Janoekovitsj, door vervalsing van de uitslagen aan de macht dreigde te komen, en nogmaals in 2014 bij de ‘Euromaidan’, toen diezelfde Janoekovitsj, inmiddels reglementair verkozen, onverhoeds een al geheel uitonderhandeld associatieverdrag met de Europese Unie wilde inruilen voor economische toenadering tot Poetins Rusland.
Poetin reageerde in 2014 woedend op de Euromaidan die Janoekovitsj op de vlucht dreef, vooral omdat deze volksopstand een duidelijke keuze van Oekraïne voor het Westen leek te bezegelen. Hij nam met een list het sinds 1954 tot Oekraïne behorende schiereiland Krim in. Maar een poging een grootscheepse opstand tegen Kiev te ontketenen in het oosten van Oekraïne, waar de bevolking grotendeels Russischtalig is, mislukte. In tegenstelling tot wat de Russische propaganda beweerde, voelen Russischtalige Oekraïners zich helemaal geen onderdrukte minderheid – Oekraïne is zonder veel problemen een tweetalig land.
De poging om de macht over te nemen in de tweede stad van het land, Charkov, mislukte in 2014. De Russische ‘separatisten’ moesten zich tevreden stellen met twee kleinere steden, Donetsk en Loehansk. En dan nog lukte het alleen met bende-achtige terreur om daar de afgelopen jaren de macht in handen te houden. Dat was voor niemand een aanlokkelijk perspectief en het gevolg was dat de gehechtheid aan de nationale onafhankelijkheid in Oekraïne de afgelopen jaren alleen maar is toegenomen – niet uit liefde voor historische kitsch, maar uit praktische overwegingen. Niet een etnische of taalkundige of territoriale eenheid maakt de Oekraïense natie uit, maar een moeilijk te definiëren gevoel van eigenheid en verschil met de buurlanden – al eeuwenlang.
Nu acht Poetin het moment gekomen om het verzuim van 2014 goed te maken en Oekraïne terug te brengen naar een status die lijkt op die in het Russisch Imperium of de Sovjet-Unie: een in naam autonoom gebied dat onderhorig is aan het grote Rusland en als bruggenhoofd van het zondige Westen permanent bewaakt moet worden. Dat alles uit naam van een benadering van de geschiedenis waarmee je in de moderne wereld nog maar moeilijk voor de dag kunt komen. Zelfs het door Poetin gekozen middel, oorlog, wordt door Oekraïners en andere Europeanen als een anachronisme ervaren. En Oekraïne bestaat wel. Nog wel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten