zaterdag 3 september 2022

MUST-READ / COLUMN MARIJN DE VRIES: 'Sporthal' - Hoe geld een land niet rijk maakt, maar bang en hard... / NRC-SPORT / VLUCHTELINGENCRISIS FLUTTE-IV /

Marijn de Vries

Sporthal

In een sporthal horen piepende sportschoenen. In een sporthal hoort zweetlucht. In een sporthal horen opgewonden kinderstemmen, omdat apenkooi begint. In een sporthal horen joelende supporters. In een sporthal horen overwinningsliederen. In een sporthal horen bittere tranen bij verlies. In een sporthal horen tieners onder de tribune, met oog voor niks anders dan misschien wel hun eerste kus.

In een sporthal horen stuiterende ballen. In een sporthal mag iedereen meedoen en maakt het niet uit als je elkaar niet verstaat. De taal van sport is overal hetzelfde. De stuit van een bal is een brug van hier naar daar. Gooien is even niet denken, is bezig met je lichaam, weg uit dat hoofd. Weg van herinneringen, of verdriet. Rennen is afreageren, en even wat agressie kwijt.

In een sporthal horen schelle scheidsrechtersfluitjes. In een sporthal hoort gescheld op de trainer van de overkant. In een sporthal horen salto’s, radslagen, een koprol op de balk. In een sporthal horen vuurrode kinderwangen, en concentratie bij het leren van wat nieuws. In een sporthal hoort liefde te ontluiken, voor de trampoline, de ringen of de judomat.

In een sporthal hoort geen moeder met een baby van een paar weken. En als ze er al is, dan zou ze er maar kort moeten zijn. Om naar een ouder kind te kijken, bijvoorbeeld, dat voor het eerst naar gymles gaat. Zo’n smalle kleuter met elastieken beentjes, opgewonden huppend – want al die toestellen zien er zo heerlijk spannend uit. De moeder zou trots moeten kijken, van haar kind dat gymles krijgt naar haar baby in de wagen. Lekker slapend. Goed gevoed.

In een sporthal hoort geen moeder met een baby van een paar weken tussen een massa mensen die daar ook maar een poging tot overleven doen. Op zoek naar veiligheid werden ze een desillusie rijker. Hoe geld een land niet rijk maakt, maar bang en hard, doet mij misschien nog wel het meest verdriet.

Had ze een wiegje voor de baby? Genoeg voeding? Ik zie de moeder voor me. De baby in haar armen. In een hoekje zit ze, haar hele lichaam vouwt zich om het kindje heen. Zat het nog maar in haar buik. Daar was alles beter. Daar kon ze het beschermen. Hier lukt dat niet genoeg. Vanuit haar hoekje kijkt de moeder naar de mensen, ze zijn te dichtbij, ze maken te veel lawaai, ze houden geen rekening met haar. En met haar baby. Niet als hij huilt. Niet als hij slapen moet. Niet als ze voeden moet.

Haar ogen dwalen over de gele en blauwe lijnen op de vloer. Naar de twee baskets hoog aan de muur. Daarboven ziet ze stukjes blauwe lucht, door de smalle ramen tegen het plafond. Ze zou willen vliegen, als ze vliegen kon. Weg met haar baby, weg van hier. Vliegen, naar een plek met een groot bed. Met rust. Met licht, en ruimte. Zachte handdoeken en een warm badje voor haar baby. Met lieve mensen, die naar haar kindje zouden kijken en glimlachen. Wat is hij mooi.

Wat gebeurt er met een dode baby in een sporthal? Is er een lijkwagen gekomen met een kistje, niet groter dan een schoenendoos? En wat gebeurt er met de moeder?

Ik denk al dagen honderdduizend zachte armen om haar heen.

Marijn de Vries is oud-profwielrenner en journalist.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten