Interview Faunabeheer
Nettie Dekker rekent in haar boek af met ‘propaganda’ van jagers
Nederland, Dordrecht, 21 juni 2023. Nettie Dekker schreef het essay 'Jagerslatijn, mythes en fabels over de jacht'. Alle onzinnige argumenten van de hobbyjagers op een rijtje, en waarom de wet- en regelgeving hapert. Foto & Copyright: NWerry CRoneBeeld Werry Crone
Nettie Dekker schreef het essay Jagerslatijn, mythes en fabels over de jacht. Daarin haalt ze onzin-argumenten van hobbyjagers onderuit. En laat ze zien waar de wet- en regelgeving hapert.
Onno
Havermans 14 juli 2023 Originele complete interview op Trouw.nl --- Hier ---
Nee, haar boek is per se niet anti-jager. Nettie Dekker herhaalt dit meerdere keren tijdens het interview op het zonnige terras van Stayokay Dordrecht, aan de rand van de Dordtse Biesbosch. Hier, dicht bij de natuur, legt de publiciste uit waarom ze het dan wel schreef.
Het boek moest er volgens haar komen omdat dieren doden een doel op zich is geworden, in plaats van het laatste redmiddel. Omdat de provincies de jacht faciliteren in plaats van preventieve maatregelen te treffen tegen mogelijke overlast van wilde dieren. Omdat de effectiviteit van de jacht nooit is onderzocht.
Het dier wordt gezien als last
“Het systeem dat we hebben gebouwd op de Wet natuurbescherming, is een jachthuis geworden”, zegt Dekker. “Volgens mij is dat in strijd met het doel en de geest van de wet. Het dier wordt gezien als last en gevaarlijk en dus moet het dood. Terwijl de praktijk laat zien dat die oplossing niet werkt.”
Jagerslatijn, mythes en fabels over de jacht, heet het boekje. In een essay van negentig pagina’s haalt Dekker allerlei argumenten waarmee jagers uitleggen waarom ze jagen genadeloos onderuit. Ze stut haar betoog met 147 noten: verwijzingen naar wetenschappelijk onderzoek, ambtelijke notities, antwoorden op Kamervragen, uitspraken van jagers, bestuurders en ecologen, en artikelen in de media. Niets is ongefundeerd.
Nog voor het gesprek op gang komt, vist Dekker een vel papier uit de stapel die ze bij zich heeft. Het is een uitgeprint artikel dat onlangs in Trouw heeft gestaan, waarin de bedrijfsleider van het Nationale Park De Hoge Veluwe uitlegt dat de wildstand in het door hekken omgeven park keldert door de aanwezigheid van de wolf. “Kijk naar de woordkeuze. De jachtopziener ‘weet’ hoe het toegaat in zijn park, de wetenschappers die daar kanttekeningen bij plaatsen ‘hebben een mening’. Het manipuleren gebeurt op taalniveau.”
Jachtpropaganda, zoals Dekker dit noemt, vervult een cruciale rol in haar essay. Hoe de Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging de communicatie stuurt. Hoe makkelijk kranten en omroepen meegaan in het verhaal van de jager, die ‘dicht bij de natuur’ staat, helpt bij ‘noodzakelijk beheer’, ‘diervriendelijk’ te werk gaat, en zorgt voor ‘duurzaam’ wild vlees. Journalisten maken reportages tijdens de jacht, waarbij toevallig net nooit op een dier wordt geschoten, of citeren jagers die telkens dezelfde mythes en fabels vertellen.
Nog net zoveel ganzen
Al die beweringen zijn onzin, wil Dekker laten zien met behulp van haar vele noten. Het aantal wildaanrijdingen neemt niet af door de jacht op wilde zwijnen, reeën en herten. De dreigende schade door bevers neemt niet af sinds enkele provincies deze dieren laten afschieten. Er zitten nog net zoveel ganzen op de weilanden vol raaigras, ondanks de vergassing van duizenden soortgenoten. Niemand kijkt namens opdrachtgevende provincies mee of dieren misschien nodeloos lijden tijdens de jacht. Geen politieman of boa telt de aantallen geschoten dieren. En de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit controleert het bij poeliers en restaurants aangeboden wild niet op vervuiling of gifstoffen.
Dat is niets nieuws, het is allemaal terug te vinden in openbare bronnen, zegt Dekker. Toch schrijven kranten daar nauwelijks over en stellen radio of televisie hier bijna nooit vragen over. “Mijn media-onderzoek voegt wat toe”, vindt Dekker daarom zelf. “Door goede propaganda is de jacht in pakweg twintig jaar veranderd van net zoiets als bont dragen in een geaccepteerd verschijnsel. Jagers zitten overal, ook op redacties, en ze hebben goede contacten. Veel media slikken hun verhalen omdat bij hen de kennis, ook historische kennis, over de jacht ontbreekt.”
Nettie Dekker rekent in haar boek af met wat zij ‘jachtpropaganda’ noemt.
In de rest van haar betoog zet ze de wet- en regelgeving op een rijtje, en legt ze uit waarom de jacht niets bijdraagt aan de verkeersveiligheid en geen schade voorkomt. Dieren doodschieten lost niets op, schrijft ze, want andere dieren nemen hun plaats weer in. Populaties blijven groeien tot ze de draagkracht – vooral bepaald door voedsel – van een gebied hebben bereikt. “Het draait om hoeveel dieren er kunnen leven. Jagers zeggen dat ze de natuur beheren. Maar van een doelstand, dus hoeveel dieren van de mens in een gebied zouden mogen leven, trekt de natuur zich niets aan.”
Volgens Dekker geldt dat ook voor de Oostvaardersplassen, waar boswachters tussen september en mei 1800 edelherten hebben afgeschoten. De populatie is daarmee teruggebracht tot 500, maar zo klein blijft hij niet van nature omdat de draagkracht van het gebied veel groter is, legt Dekker uit.
Maar stel dat het waar zou zijn, dat de mens de natuur moet beheren omdat zonder ingrijpen de wildstand uit de hand zou lopen en de veiligheid in gevaar zou komen. Stel dat dit uitgangspunt voor de jacht wél klopt, waarom huurt de overheid daar dan geen professionele, beroepsjagers voor in? Waarom laten we het doden van dieren over aan een groep hobbyisten, die het voor eigen plezier doet?
Publiciste Nettie Dekker.Beeld Werry Crone
De jagers en hun belangen
Gek genoeg is dat precies wat de overheid doet. De uitvoering van de Natuurbeschermingswet is een taak van de provincies, en die ‘staan pal voor de jagers en hun belangen’, analyseert Dekker. Provincies blijven soms tot aan de Raad van State procederen als met succes bezwaar wordt gemaakt tegen een verleende ontheffing, dat wil zeggen de toestemming voor het afschot van bepaalde wettelijk beschermde dieren.
Voor de jacht bestaan verschillende manieren van toestemming. Allereerst is er de landelijke wildlijst, waarop vijf dieren staan – haas, konijn, wilde eend, houtduif en fazant – die gedurende een bepaalde periode (het jachtseizoen) mogen worden geschoten als de staat van instandhouding goed is. Met konijnen en hazen gaat het momenteel zo slecht dat natuurminister Christianne van der Wal vorig jaar in het hele land de jacht op konijnen niet heeft geopend (in feite dus een jachtverbod), en in drie provincies de jacht op hazen.
Dan is er de landelijke vrijstellingslijst, met diersoorten waarop mag worden gejaagd bij wijze van schadebestrijding: houtduif, konijn, vos, kauw, zwarte kraai en Canadese gans. Daarnaast hebben negen van de twaalf provincies hun eigen vrijstellingslijst, met weer andere beschermde dieren die schade veroorzaken aan bijvoorbeeld landbouw of fruitteelt.
Ten slotte kan elke provincie ontheffingen verlenen op basis van de beheerplannen die de provinciale faunabeheereenheid opstelt. Verleent de provincie een ontheffing, bijvoorbeeld om vraatschade te voorkomen of omwille van de verkeersveiligheid, dan gaat die naar de wildbeheereenheid van een gebied en kunnen de aangesloten jagers aan de slag.
‘Het is de verantwoordelijkheid van de provincies dat deze ontheffingen in lijn zijn met de eisen die de wet stelt’, schrijft Dekker in haar essay. ‘De wet zegt namelijk dat afschot een ultimum remedium is. Een uiterst middel dat uitsluitend mag worden ingezet als alle preventieve maatregelen die genomen zijn niet effectief zijn gebleken.’
“Maar dat doen ze nauwelijks”, zegt Dekker. “Ze geven meteen een jachtvergunning af.” In haar boek geeft ze het voorbeeld van de provincie Utrecht, die op haar website schrijft: ‘Wilde zwijnen veroorzaken relatief veel schade aan de landbouw, onder andere doordat ze de grond open wroeten. Preventieve maatregelen, zoals het plaatsen van schrikdraad, zijn erg duur.’
De provincies verlenen ontheffingen op basis van de faunabeheerplannen die de provinciale faunabeheereenheid (FBE) opstelt. In de twaalf FBE’s zijn jagers en boeren ruim vertegenwoordigd, constateert Dekker, terwijl maatschappelijke organisaties zoals de Dierenbescherming en provinciale milieufederaties veel minder meepraten. Opvallend noemt ze ook de ambtelijke ondersteuning en advisering vanuit de provincies aan de FBE’s.
Jagers voeren zelf tellingen uit
De wettelijke bescherming van de natuur raakt hierdoor in de verdrukking, zegt Dekker. Ze noemt het ‘schokkend’ dat de bever, die in 1988 met veel tamtam in Nederland is geherintroduceerd, nu al in diverse provincies mag worden afgeschoten. “Terwijl het niet helpt. Om te voorkomen dat ze dijken ondergraven, moet je aan andere knoppen draaien.”
Jagers maken gebruik van de mogelijkheden, stelt Dekker vast. Niet alleen zitten ze in alle FBE’s die de provincies adviseren, ook voeren ze in de wildbeheereenheden zelf de tellingen uit die als basis dienen voor de faunabeheerplannen en registreren ze zelf het aantal dieren dat ze afschieten. Aanklager, rechter en beul, verenigd in één persoon met een jagerspet, constateert Dekker.
De wolf waar park De Hoge Veluwe vanaf wil, geniet voorlopig nog Europese bescherming. Zolang de staat van instandhouding nog niet goed is, komt daar geen verandering in, liet minister Van der Wal de Tweede Kamer vorig jaar weten. Wel heeft ze inmiddels de Raad voor de Dierenaangelegenheden gevraagd een maatschappelijk debat te organiseren en op basis daarvan een advies op te stellen over hoe om te gaan met de wolf.
Veel andere wettelijk beschermde dieren ontberen die vergaande bescherming. Ganzen bijvoorbeeld. Vier soorten prijken bovenaan de lijst met schadevergoedingen die door de provincies worden uitgekeerd. “Vorige maand zijn bij Kinderdijk nog duizend ganzen vergast”, vertelt Dekker. “Hoe vaak gebeurt dat, en werkt het? Die vragen worden niet gesteld. Tegelijkertijd mag er ook worden geschoten op dieren die op ganzen jagen, de predatoren die voor een natuurlijk evenwicht kunnen zorgen.”
Beheer werkt niet, herhaalt Dekker. In de Amsterdamse Waterleidingduinen mag liefst 80 procent van de populatie damherten worden afgeschoten, want ‘ze vreten alles kaal’. “Er wordt geredeneerd naar één doel: decimeren. En dat lukt dus niet. Maar als je eenmaal gaat schieten, moet je blijven schieten. Diervriendelijk kan dat niet zijn. Een dier doodschieten is niet vredig.”
Jagerslatijn - mythes en fabels over de jacht, Nettie Dekker, KNNV Uitgeverij, €12,50
Lees ook:
De jacht: omstreden, maar ook uiterst menselijk
Ja, de jacht heeft in de loop van de geschiedenis geleid tot het uitsterven van met name grote diersoorten. Maar jagen is ook vooruitzien in ruimte en tijd, schrijft hoogleraar filosofie René ten Bos: via de jacht heeft de mensheid abstract leren denken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten