https://www.nrc.nl/nieuws/2020/11/02/vreemdenliefde-a4017440
Vreemdenliefde
Dit jaar heb ik vaak gedacht aan een gedicht van Judith Herzberg. Er is altijd wel een aanleiding om aan het werk van Judith Herzberg te denken (ze had de Nobelprijs voor de Literatuur moeten krijgen dit jaar als je het mij vraagt, maar niemand vraagt mij nooit niks) maar door de crisis van 2020 ontkwam ik haast geen dag aan dit gedicht:
Dozen
Omdat je in de oorlog altijd hoorde
van voor de oorlog, hoe argeloos
ze waren, ben ik nu heel voorzichtig.
Gooi ik iets weg, bijvoorbeeld
een kartonnen doos, dan hoop ik
dat die doos mij nooit meer zal
heroveren in de vorm van zelfverwijt;
weet je nog wel, hoe zorgeloos,
we gooiden gewoon dozen weg!
Als we er één hadden bewaard,
één hadden bewaard!
Mijn kartonnen doos blijkt te bestaan uit iets dat ik niet anders kan noemen dan casual, of op zijn Nederlands dan, oppervlakkig contact. Nee, oppervlakkig is niet het goede woord. Wat ik bedoel is het gemis aan mensen die je niet zo goed kent, met wie je niet intiem bent, die niet tot je huishouden behoren en zelfs niet tot je beste vrienden, maar met wie je toch zulke schitterende momenten kunt hebben.
Oppervlakkig is een woord met een negatieve connotatie, en diepzinnig kan ik het ook niet noemen, dat contact wat ik mis. Maar hoe noem je dat? Dat slap lullen met vreemden voor de deur van de kroeg. Die meta-lol van kinderachtige dansjes doen op cool bedoelde muziek met mensen die je niet zo goed kent maar die kennelijk ook in deze club zijn beland. Het juichen bij een wedstrijd met mensen die je nooit meer ziet maar met wie je nu innig omhelsd een doelpunt staat te vieren. Het zwetend, vooraan bij een lawaaiig bandje waar je niet eens heel erg fan van bent tegen mensen aanbotsen aan de rand van de moshpit (want middenin de moshpit is het mij te ruig). Muntjes weggeven aan mensen die nog blijven, ze blij maken met het bier dat jij toch niet meer gaat halen.
Oppervlakkig is dat niet. Wat is het wel? Ik voelde het toen ik deze lente op de saaiste Koningsdag ooit in een oranje shirtje door het park wandelde om lekkere dingen voor de borrel te gaan kopen en zag dat er nog een paar mensen zo kneuterig waren geweest. Buurtgenoot, historicus en professioneel brompot Maarten van Rossem deed boodschappen bij dezelfde winkel en kon, gehuld in zijn zwarte trui, niet geloven dat ik opzettelijk oranje droeg. Daarna kletsten we wat over de monarchie en wie er nog wel aardig waren opgedroogd in die familie en vervolgden we onze weg.
Praatjes maken, feestjes vieren, andere mensen spreken dan de mensen die je al kent. Het is geen oppervlakkig contact. Het is een vreemde liefde.
Vreemdenliefde, die bloeit bij argeloosheid, en vergaat als je voorzichtig moet zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten