dinsdag 20 mei 2014
Fantastische Column van Hugo Camps (NRC) overde Overleden Jean-Luc Dehaene en zijn Liefde voor Sport
Hieronder een werkelijk fantastische column van Huga Camps. In deze korte tekst wordt zowel een bijzondere politicus (of je nu voor of tegen hem was, bijzonder was hij zeker). en diens voorliefde voor de voeltbalclub Club Brugge. Maar gelijk wordt een cultuurverschil tussen Nederland en België, zowel op sportgebied als wat betreft politiek haarfijn beschreven. Doe mij België maar///
Dehaene
Hugo Camps, , 17 mei 2014
Er zijn nog Europese toppolitici die iets met sport hebben, maar zo verslaafd als de Belgische oud-premier Jean-Luc Dehaene aan Club Brugge was, heb ik het nergens geweten. Wildeman in de tribune, zelfs.
De meeste politici die koketteren met een sportief hart zijn uit op adhesie. Het hoort thuis in het handboek volksverlakkerij. Sportief zijn ze alleen op hoogtepunten van land of club, als de natie begint te ijlen in hoge verwachtingen. Denk er Jan Peter Balkenende bij die in dor geluk de lof zingt van het Nederlands elftal. Of Mark Rutte die zich naar Thialf sleept om wat volkser te worden dan zijn aard. Frans Timmermans: kampioen hengelen naar volksgunst.
Meestal zijn het de grote volksclubs die de dweepzucht van prominent Den Haag mogen doorstaan. Wouter Bos wou zich binnenstebuiten keren om zijn grote liefde voor Feyenoord met het plebs te delen. Althans verbaal, in talkshows op televisie. In de Kuip was hij minder fanatiek aanwezig.
Dries van Agt bezong dan weer het Nederlandse cyclisme. Vooral in de zomer, ook in interviews en tv-gesprekken. En natuurlijk reisde hij af naar de Tour om Joop Zoetemelk in de gele trui te helpen hijsen. Of om naast Peter Post in de volgwagen pauselijke wuifhandjes rond te strooien.
Noem het goedaardig populisme.
Bij Jean-Luc Dehaene ging het dieper. Hij reeg fluitend nachtelijke marathons van de ministerraad aan elkaar, maar niet op de dag dat zijn Club Brugge speelde. Dan was hij onbereikbaar voor de politiek. De bulldozer van de Wetstraat maakte er een ritueel van. Hij verscheen gegarandeerd met sjaal en pet in de clubkleuren op de wedstrijd, zat in spectaculaire mimekunst te gesticuleren na een doelpunt, liet zich vloekend filmen na een dwaling van de scheidsechter. Jean-Luc was in het Breydelstadion de hevigste onder zijn gelijken. Een dansende derwisj.
Verveld van premier tot bouwvakker.
Ik was eens genodigd voor een ontbijtinterview bij hem thuis in Vilvoorde. Een zoveelste kabinetscrisis wenkte in België. We hebben het een half uurtje over institutionele hervormingen gehad, de rest van het ontbijt ging het alleen maar over Brugge. Waarom ik zo vijandig over Club schreef, dat ik de geschiedenis van de blauw-zwarten niet eens kende, dat de hele sportpers vooral oog had voor RSC Anderlecht. Hij herinnerde aan de Nederlandse godenzonen van Club: Rob Rensenbrink, Nico Rijnders, Henk Houwaart… Dehaene was niet zo’n Hollandofiel, zeker niet als kabinetsleider, maar wie van boven de Moerdijk voor Club kwam voetballen kon rekenen op zijn idolate omhelzing.
Enkele dagen voor zijn tragische dood had hij nog één grote droom, zei hij: dat Club de landstitel zou pakken. Hij had er een goed oog in, op twee wedstrijden van het einde stonden zijn jongens op 1 punt van Anderlecht. Hij zou zeker aanwezig zijn op de laatste wedstrijd, samen met echtgenote Celie – ook knettergek van voetbal.
Precies op de avond dat de ex-premier in Frankrijk overleed, verloor Club Brugge de sleutelwedstrijd op Racing Genk.
Weg titeldroom.
Aan de oprechtheid van Dehaene als Bruggefan kon niet getwijfeld worden. Zelf woonde hij in het Brusselse, het prestigieuze Anderlecht om de hoek. De hoofdstedelijke club waar regeringen werden gevormd en gebroken, waar de haute finance en mannen als Jacques Delors op het ereterras zaten te konkelfoezen. Dehaene liet er zich niet zien, hij pendelde liever naar het West-Vlaamse Brugge. Zowat de afstand Den Haag-Heerenveen.
Jean-Luc Dehaene werd gisteren in alle kranten bezongen als de beste naoorlogse premier van België. De unieke clubliefde van de voetbalman werd al even paginagroot herinnerd.
Dehaene
Hugo Camps, , 17 mei 2014
Er zijn nog Europese toppolitici die iets met sport hebben, maar zo verslaafd als de Belgische oud-premier Jean-Luc Dehaene aan Club Brugge was, heb ik het nergens geweten. Wildeman in de tribune, zelfs.
De meeste politici die koketteren met een sportief hart zijn uit op adhesie. Het hoort thuis in het handboek volksverlakkerij. Sportief zijn ze alleen op hoogtepunten van land of club, als de natie begint te ijlen in hoge verwachtingen. Denk er Jan Peter Balkenende bij die in dor geluk de lof zingt van het Nederlands elftal. Of Mark Rutte die zich naar Thialf sleept om wat volkser te worden dan zijn aard. Frans Timmermans: kampioen hengelen naar volksgunst.
Meestal zijn het de grote volksclubs die de dweepzucht van prominent Den Haag mogen doorstaan. Wouter Bos wou zich binnenstebuiten keren om zijn grote liefde voor Feyenoord met het plebs te delen. Althans verbaal, in talkshows op televisie. In de Kuip was hij minder fanatiek aanwezig.
Dries van Agt bezong dan weer het Nederlandse cyclisme. Vooral in de zomer, ook in interviews en tv-gesprekken. En natuurlijk reisde hij af naar de Tour om Joop Zoetemelk in de gele trui te helpen hijsen. Of om naast Peter Post in de volgwagen pauselijke wuifhandjes rond te strooien.
Noem het goedaardig populisme.
Bij Jean-Luc Dehaene ging het dieper. Hij reeg fluitend nachtelijke marathons van de ministerraad aan elkaar, maar niet op de dag dat zijn Club Brugge speelde. Dan was hij onbereikbaar voor de politiek. De bulldozer van de Wetstraat maakte er een ritueel van. Hij verscheen gegarandeerd met sjaal en pet in de clubkleuren op de wedstrijd, zat in spectaculaire mimekunst te gesticuleren na een doelpunt, liet zich vloekend filmen na een dwaling van de scheidsechter. Jean-Luc was in het Breydelstadion de hevigste onder zijn gelijken. Een dansende derwisj.
Verveld van premier tot bouwvakker.
Ik was eens genodigd voor een ontbijtinterview bij hem thuis in Vilvoorde. Een zoveelste kabinetscrisis wenkte in België. We hebben het een half uurtje over institutionele hervormingen gehad, de rest van het ontbijt ging het alleen maar over Brugge. Waarom ik zo vijandig over Club schreef, dat ik de geschiedenis van de blauw-zwarten niet eens kende, dat de hele sportpers vooral oog had voor RSC Anderlecht. Hij herinnerde aan de Nederlandse godenzonen van Club: Rob Rensenbrink, Nico Rijnders, Henk Houwaart… Dehaene was niet zo’n Hollandofiel, zeker niet als kabinetsleider, maar wie van boven de Moerdijk voor Club kwam voetballen kon rekenen op zijn idolate omhelzing.
Enkele dagen voor zijn tragische dood had hij nog één grote droom, zei hij: dat Club de landstitel zou pakken. Hij had er een goed oog in, op twee wedstrijden van het einde stonden zijn jongens op 1 punt van Anderlecht. Hij zou zeker aanwezig zijn op de laatste wedstrijd, samen met echtgenote Celie – ook knettergek van voetbal.
Precies op de avond dat de ex-premier in Frankrijk overleed, verloor Club Brugge de sleutelwedstrijd op Racing Genk.
Weg titeldroom.
Aan de oprechtheid van Dehaene als Bruggefan kon niet getwijfeld worden. Zelf woonde hij in het Brusselse, het prestigieuze Anderlecht om de hoek. De hoofdstedelijke club waar regeringen werden gevormd en gebroken, waar de haute finance en mannen als Jacques Delors op het ereterras zaten te konkelfoezen. Dehaene liet er zich niet zien, hij pendelde liever naar het West-Vlaamse Brugge. Zowat de afstand Den Haag-Heerenveen.
Jean-Luc Dehaene werd gisteren in alle kranten bezongen als de beste naoorlogse premier van België. De unieke clubliefde van de voetbalman werd al even paginagroot herinnerd.
Labels:
België,
Bijzondere Mensen,
Columnist,
Hugo Camps,
Maximaaltje Politiek,
NRC-Opinie,
Politiek,
Sport
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten