zondag 4 juli 2021

FRAGMENT NRC BOEKEN-RECENSIES: 'Kwaadaardige genieën' - Hoe het neoliberalisme Amerika kapot heeft gemaakt / KUDO 2020 /

 


FRAGMENT:(NRC Boeken-recensie, 15-10-2020, 'Hoe het neoliberalisme Amerika kapot heeft gemaakt'):

“...... 

Kwaadaardige genieën

Op dat punt begint Evil Geniuses van Kurt Anderson. Hij laat zien hoe rechts zich hergroepeerde na de culturele revolutie van de jaren zestig. Geïnspireerd door ‘kwaadaardige genieën’ als de econoom Milton Friedman, goeroe van de privatisering, en Grover Norquist, gangmaker van een belastingprotest dat de staat Californië aan de bedelstaf bracht. De verkiezing van de immer montere Reagan bezegelde de ommekeer. De Gipper slaagde erin groepen die de dupe werden van zijn beleid, mee te nemen in zijn droom van een ‘nieuw ochtendgloren’.

De statistieken en cijfers die Andersen aandraagt, zeggen het onverbloemd: het modale inkomen van Amerikanen is sindsdien gestagneerd, pensioenen en ziektekostenverzekeringen zijn geprivatiseerd, sociale mobiliteit is in Amerika vrijwel tot stilstand gekomen, intussen werd het hoogste belastingtarief voor de superrijken gesnoeid van 70 tot 28 procent. Voeg daarbij de kredietcrisis die talloze Amerikanen het faillissement injoeg, en de ellende is compleet.

Dat heeft ook geleid tot culturele stagnatie. Amerika is volgens Andersen nu al decennia gevangen in een nostalgische loop op televisie, in film, muziek en mode. De gevolgen van de Reagan-revolutie (inclusief een snelle toename van obesitas, door de liberalisering van de fastfood-markt) gaat gepaard met een zucht naar geborgenheid in een geïdealiseerd verleden.....

.....”

*

De complete originele recensie van de boeken 

- Kurt Andersen: 'Evil Geniuses. The Unmaking of America'

- Thomas Frank: 'People Without Power'

- Michael Lind: 'The New Class War. Saving Democracy from the Metropolitan Elite'

op NRC.nl lees je    ---  Hier  --- of hieronder.


Recensie Boeken

Hoe het neoliberalisme Amerika kapot heeft gemaakt

Populisme in de VS Drie vooraanstaande Amerikaanse journalisten kritiseren het neoliberalisme dat hun samenleving heeft gespleten. Het populisme dat volgde is niet zomaar ongeciviliseerd irrationalisme.

Zijn ze allemaal opeens knetterlinks geworden, die Amerikanen? Komen ze er nu achter dat het ‘land van onbeperkte mogelijkheden’ is gaan lijken op een bidonville, met zinken daken en diepe scheuren in het asfalt?

Het lijkt erop, als je de nieuwe titels leest van drie vooraanstaande Amerikaanse journalisten. Alle drie stellen ze dat het land ten prooi is gevallen aan een neoliberalisme dat de sociale consensus uiteen heeft doen spatten. Michael Lind, auteur van opiniestukken en hoogleraar Publieke Zaken, spreekt van een ‘nieuwe klassenoorlog’. Thomas Frank, bekend van zijn boek over gewezen Democratische kiezers (What’s the Matter with Kansas?, 2004), vaart uit tegen de linkse elite die van ‘populisme’ een scheldwoord heeft gemaakt. En Kurt Andersen, die in Fantasyland (2017) de Amerikaanse hang naar fantasie en ‘magisch denken’ onderzocht, inventariseert de sociale kaalslag sinds de grote privatisering en deregulering van de jaren tachtig.

Alle drie schrijven ze, in wisselende doses, een remedie voor. Andersen pleit voor hervormingen naar Europees model, Frank wil populisme ontdoen van zijn slechte naam, Lind zoekt naar ‘democratisch pluralisme’. En alle drie hebben ze een eigen aanpak: Frank schreef een polemische geschiedenisles, Andersen een brede culturele diagnose, en Lind vooral een lang opiniestuk.

Voor Nederlandse lezers zal Frank het meest verrassend zijn. In People Without Power verzet hij zich tegen de stigmatisering van populisme als rancuneus, rechts, racistisch of zelfs fascistisch. Integendeel, echt Amerikaans populisme is juist links en democratisch, meent hij, een egalitair verzet tegen de macht van elites. Hij onderbouwt dat met een beknopte geschiedenis van de Populistische beweging in de VS eind negentiende eeuw. Die coalitie van arbeiders, lokale politici en progressieve intellectuelen leidde tot de oprichting van een Volks Partij (1891) voor sociale en economische hervormingen, bedoeld om de macht van industriële tycoons en politieke oligarchen te breken.

Van de weeromstuit maakte die elite het populisme verdacht als een uitbraak van ongeciviliseerd irrationalisme, een ‘opstand der horden’. Zoals Hilary Clinton dat een eeuw later zou doen met haar dédain voor deplorables. Thomas Frank noemt ook de hippies-op-wielen film Easy Rider (1969), in zijn ogen ook een toonbeeld van minachting voor het gewone, on-hippe volk. Het is de tragiek van het Amerikaanse populisme, meent hij: een democratische beweging die eerst werd verketterd door een rechtse elite, daarna door een linkse. Met als resultaat dat het etiket nu is gekaapt door revolutionair rechts, dat juist het tegendeel nastreeft van de oorspronkelijke populisten, namelijk: maatschappelijke ongelijkheid in stand houden en vergroten.

Het had anders kunnen lopen, meent Frank. Weliswaar kwamen de populisten destijds niet aan de macht, hun invloed deed zich wel sterk gelden onder progressieve presidenten als Woodrow Wilson en Franklin D. Roosevelt. De New Deal waarmee Roosevelt in de jaren dertig de VS uit de crisis trok, was een ‘socialistisch’ programma van overheidsinterventie dat de basis legde voor veertig jaar sociaaleconomische stabiliteit en gelijkheid. Die werd pas weer doorbroken in de jaren tachtig met de Reagan-revolutie, die het funeste idee vestigde dat overheidsregulering de vijand was.

Kwaadaardige genieën

Op dat punt begint Evil Geniuses van Kurt Anderson. Hij laat zien hoe rechts zich hergroepeerde na de culturele revolutie van de jaren zestig. Geïnspireerd door ‘kwaadaardige genieën’ als de econoom Milton Friedman, goeroe van de privatisering, en Grover Norquist, gangmaker van een belastingprotest dat de staat Californië aan de bedelstaf bracht. De verkiezing van de immer montere Reagan bezegelde de ommekeer. De Gipper slaagde erin groepen die de dupe werden van zijn beleid, mee te nemen in zijn droom van een ‘nieuw ochtendgloren’.

De statistieken en cijfers die Andersen aandraagt, zeggen het onverbloemd: het modale inkomen van Amerikanen is sindsdien gestagneerd, pensioenen en ziektekostenverzekeringen zijn geprivatiseerd, sociale mobiliteit is in Amerika vrijwel tot stilstand gekomen, intussen werd het hoogste belastingtarief voor de superrijken gesnoeid van 70 tot 28 procent. Voeg daarbij de kredietcrisis die talloze Amerikanen het faillissement injoeg, en de ellende is compleet.

Dat heeft ook geleid tot culturele stagnatie. Amerika is volgens Andersen nu al decennia gevangen in een nostalgische loop op televisie, in film, muziek en mode. De gevolgen van de Reagan-revolutie (inclusief een snelle toename van obesitas, door de liberalisering van de fastfood-markt) gaat gepaard met een zucht naar geborgenheid in een geïdealiseerd verleden.

Sindsdien woedt in Amerika een nieuwe ‘klassenoorlog’, concludeert (niet-marxist) Lind in The New Class War. Ook hij bewondert Roosevelt, en ook hij verzet zich tegen het ‘technocratische neoliberalisme’ dat ‘van bovenaf’ een revolutie heeft ontketend. Ook hij hekelt de stigmatisering van populistische kiezers als racisten of halve en hele nazi’s. Maar in tegenstelling tot Frank ziet Lind geen heil in revitalisering van links populisme; in plaats daarvan pleit hij voor ‘democratisch pluralisme’, een begrip dat helaas mooier klinkt dat hij in dit boek waarmaakt met slogans over machtsdeling en inspraak.

Dat deze auteurs zo nadrukkelijk stelling nemen, maakt hun boeken stuk voor stuk prikkelend. Het heeft ook nadelen. Zo heeft Andersen geen oog voor de keerzijde van de economische consensus die nog in de jaren zeventig in de VS bestond, zoals overregulering en inefficiëntie. Milton Friedman kwam niet zomaar uit de lucht vallen. In zijn ijver om het populisme te rehabiliteren heeft Frank op zijn beurt te weinig oog voor de duistere kanten daarvan. Hij gaat voorbij aan het diepe racisme dat ook bij Amerikaanse vakbonden leefde, zeker toen in de jaren twintig de ‘grote migratie’ van zwarte arbeiders naar het Noorden op gang kwam, onder druk van aanhoudend wit geweld en terrorisme in het Zuiden.

Marxistische organisaties

Frank hanteert dan ook een te flatteus idee van Amerikaans populisme. Dat is democratisch en ‘onverzettelijk optimistisch’, eerder schatplichtig aan Thomas Jefferson en aan Thomas Paine dan aan Karl Marx. Op de keper beschouwd is dat een herformulering van het aloude Amerikaanse zelfbeeld: altijd monter en solidair met de toekomst.

Bovendien besteedt Frank nauwelijks aandacht aan de verhouding van de Populisten tot expliciet marxistische organisaties in de VS. De Amerikaanse Communistische Partij (opgericht in 1919) speelde tot de Koude Oorlog een grote rol in arbeidsconflicten en protesten tegen racisme en segregatie (die pasten in Sovjetpropaganda over het kapitalisme).

Lind is kritischer over het populisme, maar ook hij is te ongeclausuleerd in zijn lof voor oude helden. Hij prijst Woodrow Wilson om zijn strijd tegen big business, maar vermeldt er niet bij dat de president, een bewonderaar van de Ku Klux Klan, de federale overheid probeerde te segregeren.

Hoe verder? Uit de boeken spreekt een hang naar het gematigde kapitalisme en de verzorgingsarrangementen in Noordwest-Europa. Andersen hoopt dat de pendule na vier decennia deregulering naar de andere kant zal uitslaan. Alle drie bevestigen ze nog eens wat vier jaren in de Trump-carrousel duidelijk hebben gemaakt: het land heeft dringend nieuwe stabiliteit en richting nodig, wil het niet afglijden naar de schroothoop van vergane wereldmachten.

Kurt Andersen: Evil Geniuses. The Unmaking of America.









Geen opmerkingen:

Een reactie posten