Op de dag van de installatie van de nieuwe Tweede Kamer verscheen in Trouw een ronduit ontroerend verslag van de eerste werkdag van nieuwe pvv-fractieleden. Ze vonden het maar onwennig dat ze opeens zoveel persaandacht kregen. De vragen van Trouw wilde voormalig kermisexploitant Rachel van Meeteren daarom liever niet beantwoorden. ‘Dat ze de nos
eerder wel te woord stond, was volgens haar vooral omdat die de
microfoon “onder haar neus duwde”. Het enige dat de nummer drie op de
kandidatenlijst verder wil zeggen, is dat de beëdiging vandaag toch “ook
wel heel leuk” is.’
De meer ervaren pvv’ers zeggen helemaal niets tegen de pers. De verzamelde journalisten staan voor niets op de gang van de pvv-kantoren
in het Kamergebouw. Eenmaal ingezworen, met een bos bloemen op de
Kamerbankjes voor zich, lijkt de fractie toch weer een normaal onderdeel
van het parlement, schrijft de verslaggever. ‘Na een selfie met hun
lijsttrekker Geert Wilders, is de dag compleet. Donderdag gaat de Tweede
Kamer pas echt aan het werk.’
Hoe moet de vrije pers verslag doen van een autocratische partij, die
nu de grootste is en de kabinetsformatie moet beginnen met een
onderhandeling over de status van de grondwet, grondrechten en de
rechtsstaat? Wat betekent de opdracht die wij nog kortgeleden van de
koning kregen om ‘niet normaal te maken wat niet normaal is’?
De vraag spookt, soms expliciet, soms impliciet, bij verschillende
media over de redactievloer. Op sociale media liggen de kranten onder
een vergrootglas: ging de Volkskrant te ver toen ze daar het
summiere briefje dat Wilders naar de Kamervoorzitter had gestuurd waarin
hij drie onrechtsstatelijke wetsvoorstellen introk, omschreven als een
‘teken van goede wil’? Ging de NRC z’n boekje te buiten door de
handeling van Wilders met het al te eufemistische ‘geste’ te
omschrijven? Waarom noemde niemand het eigenlijk een ‘tactische zet’?
Al snel wordt dat een discussie over journalistieke missie,
journalistieke ethiek of zelfs democratische moraal. Of het wordt zelfs
een beschuldiging van algehele lafheid: journalisten weigeren nog altijd
het woordje ‘racisme’ of ‘fascisme’ te gebruiken. Daarbij zien we te
vaak over het hoofd dat journalistiek, en zeker (politieke)
verslaggeving, een genre is.
Als argeloze nieuwsconsument sta je er weinig bij stil, maar het is
zo’n beetje het meest ambachtelijke en gestandaardiseerde genre dat je
kunt gebruiken om iets over de wereld te zeggen. Het mist alle ruimte
voor overdenking die bijvoorbeeld wel in de genres van het essay of in
geschiedschrijving aanwezig is. Anders dan in wetenschappelijke papers
mag de journalist niet eerst haar termen definiëren voor dat ze ze
gebruikt.
Wat een journalistiek artikel wél moet doen is een betrekkelijk enkelvoudige nieuwe mededeling doen en die inbedden in wat de veronderstelde lezer al weet en kent.
En net als de natuur verafschuwt de journalistiek een vacuüm. Dat
betekent dat je de kale feiten een beetje moet aankleden. Niet alleen
met ‘context’, je moet de feiten ook voorzien van een spannende vraag of
suggestie die wijst op de urgentie of relevantie van de berichtgeving.
Beeldspraak, staande uitdrukkingen, analogie en antropomorfisering
sluipen regelmatig achteloos in het taalgebruik van de journalist. Zo
kunnen financieel journalisten opschrijven dat ‘de markten schrikken’,
sportjournalistiek is dikwijls een en al metafoor, en we kijken ook niet
op als de buitenlanddesk van de krant schrijft dat ‘Hezbollah de
kaarten tegen de borst houdt’.
Er is echter een punt
waarop het aankleden van de feiten omslaat in het opvullen van een
leegte aan feiten. Dat journalisten Wilders’ beweging gaan normaliseren
is inderdaad een risico, maar daar gaat een stap aan vooraf. Namelijk
argeloos, en stapje voor stapje, de indruk wekken dat we als
journalisten beschikken over voldoende relevante informatie over de pvv. Dat doen we niet. En dat is een uiterst relevante mededeling.
Ja, de pvv is op de eerste plaats een beweging die vreemdelingenhaat en andere haat uitdraagt, maar in tweede instantie is de pvv vooral heel veel niet.
Het is geen echte partij. Het heeft geen leden, geen algemene
ledenvergadering, geen leider die van tijd tot tijd een expliciet
mandaat krijgt. Geen plannen die al vertaald zijn naar beleid voor
Nederland.
Journalistiek is, als het goed is, ‘waarheid spreken’. Maar in de
praktijk komt verslaggeving toch vooral neer op ‘zeggen wat je ziet’.
Daarom is het wellicht handig om de komende jaren terug te vallen op een
andere definitie van ‘waarheid spreken’, eentje die ook werd ontwikkeld
in een zwaar gepolariseerde democratie die van alle kanten bedreigd
werd door tirannen, namelijk een definitie van Aristoteles. Waarheid
spreken is: zeggen van wat is, dat het is. En ook (en dit is cruciaal)
zeggen van wat niet is, dat het niet is.
Wat mij betreft is dit een prima definitie van journalistiek; we
moeten dus niet alleen maar verslag doen van wat we zien, maar ook van
wat we niet zien. Soms is iets wat afwezig is, maar eigenlijk aanwezig
had moeten zijn, uitermate veelzeggend.
Wist u bijvoorbeeld dat toenmalig minister van Volksgezondheid Hugo
de Jonge gedurende het tweede jaar van de coronapandemie nul keer is
aangeschoven bij Nieuwsuur, en in 2020 slechts eenmaal? Ik had
het me niet gerealiseerd tot iemand het me vertelde. Niet dat ze het
niet hebben geprobeerd, daar in Hilversum, maar de minister had gewoon
geen zin om zich meer dan één keer bij een van de weinige serieuze
journalistieke avondprogramma’s van de NPO uitgebreid te verantwoorden.
Dat roept een journalistiek-ethische vraag op. Had Nieuwsuur
dit na verloop van tijd niet eens naar buiten moeten brengen: wij
hebben de minister herhaaldelijk uitgenodigd voor een vraaggesprek maar
hij wil niet? Redacties doen dat liever niet, want het staat zo
rancuneus.
Weigering om de pers te woord te staan is een wezenlijk onderdeel van politiek handelen
Toch gaat dat met een aanstaande premier Wilders steeds relevanter
zijn om te vermelden: hij was niet bereikbaar voor commentaar. Hij ging
niet inhoudelijk in op onze vragen. De fractiewoordvoerder buitenland
van de pvv was niet bereid bij dit
gesprek aan te schuiven. Zeg eens hardop: in alle andere politieke
partijen heb ik bronnen die mij informeren, bij de pvv heb ik die niet, ik kan je er weinig over vertellen.
Dat is niet om Geert Wilders te pesten of om hem onder druk te
zetten, maar omdat zijn weigering om de pers te woord te staan een
wezenlijk onderdeel van zijn politieke handelen is.
Hiermee kun je overigens ook verklaren waarom journalisten massaal
doken op het frame ‘Milders’, al dan niet vermomd als kritische vraag
over de vermeende mildheid. Na jaren van een gebrek aan tekst over de pvv
was er nu plotseling een nieuw stukje tekst. Een aanwezigheid die
disproportioneel veel aandacht kreeg omdat de pers al jaren was
uitgehongerd in een afwezigheid van informatie.
In zijn boek Het zijn net mensen, over zijn ervaring als nos-correspondent
in het Midden-Oosten, wees Joris Luyendijk op een dikwijls onderbelicht
aspect van autocratische regimes: het zijn regimes waar erg weinig
informatie de ronde doet. Dictatoriaal Egypte heeft geen Centraal Bureau
voor de Statistiek.
We denken al gauw dat dictators een vrije pers niet op prijs stellen
omdat die ‘onwelgevallige informatie’ zou kunnen verspreiden. Het punt
is echter dat in de praktijk van autocratische regimes alle
informatie bij voorbaat ongewenst is. Er is dus ook geen informatie over
welke informatie ‘onwelgevallig’ is en welke niet. Dappere journalisten
en burgers moeten de hele tijd inschattingen maken welke uiting, welk
brokje tekst, door de beugel kan. Dat kan bovendien met terugwerkende
kracht veranderen.
Daarbij moet je overigens niet uit het oog verliezen dat
autocratische regimes zelf ook over heel weinig goede informatie
beschikken. (Daarom besteden ze zoveel middelen aan inlichtingendiensten
en geheime politieapparaten, die meestal veel slechter zijn in
informatieverzameling dan een veel goedkopere vrije pers.) Zo kan er
opeens blinde paniek uitbreken binnen de junta als er een net te grote
mensenmassa verschijnt op een plein, zo kon Vladimir Poetin denken dat
hij met slechts een ‘speciale militaire operatie’ Oekraïne binnen enkele
dagen op de knieën kon krijgen. Autocratieën zijn levensgevaarlijk,
maar ze zijn ook inefficiënt en stupide.
Laten we zeggen dat het complete gebrek aan informatie een wezenlijk verschil is tussen democratie en autocratie, en dat de pvv een autocratie is. Een autocratie die (nog) niet onderdeel is van de executieve macht van ons staatsbestel.
Doorredenerend heeft dit twee gevolgen voor de journalistiek. Eén: we
mogen op geen enkel moment aannemen of suggereren dat Geert Wilders
weet wat hij aan het doen is. Daar hebben we geen enkel bewijs voor.
Sterker nog, we weten dat Wilders weinig tegenspraak duldt in zijn
fractie, dus de kans dat belangrijke informatie (bijvoorbeeld over het
arbeidsverleden van senator Gom van Strien) hem bereikt is vrij klein.
En al zou belangrijke informatie hem bereiken, dan is nog niet gezegd
dat hij het goed verwerkt, want het aantal adviseurs dat vrijuit mag
spreken is nog kleiner.
Twee: journalisten moeten over een belangrijk taboe heen stappen. En
dan bedoel ik niet het taboe op het vermengen van waardeoordelen en
feitelijke verslaggeving. Onder Donald Trump staken gerenommeerde
Amerikaanse media een reusachtige hoeveelheid energie in het constant
benoemen wat er allemaal zo erg was aan de president, toch moest een
progressieve journalist in The New York Times na zijn regeertermijn toegeven:
‘But we did make the classic first mistake of concluding that our
insights, analysis and morality would convince his supporters that they
were tragically wrong. When that failed, we made the classic second
mistake of assuming we hadn’t made our first mistake loudly or clearly
enough.’
Verontwaardigde morele oordelen, briesende en veroordelende koppen,
zijn uiteindelijk ook opvulling. Ze stromen met veel geraas in de
gapende leegte van het illiberale regime. Maar een woedende kop is
tenminste nog één ding: het is vermakelijk, of soms zelfs verleidelijk
om te lezen. Journalisten moeten echter durven saai te zijn,
voorspelbaar en repetitief. Dat is het grootste taboe. Uiteindelijk moet
de leegte doorklinken in onze eigen verhalen. Zo nu en dan doen media
dit al, afgelopen december stuurde het anp zelfs nog een nieuwsbericht de wires op met als kop: ‘pvv zwijgt over hoe om te gaan met overheidsfinanciën’. We moeten het blijven volhouden. Tot vervelens toe.
Het alternatief is dat wij
allemaal, journalisten en nieuwsconsumenten, kleine Kremlin-watchers
worden. Tijdens het kerstdiner ging het aan tafel al over de nieuwe
Kamervoorzitter Martin Bosma van de pvv
die naar verluidt al heel lang ruzie heeft met Geert Wilders. Ik weet
uit welke tussenzin in een column dat splintertje informatie kwam. Daar
zit je dan, met elkaar te speculeren wat er in de hoofden van die mannen
omgaat. Dat is niet hoe ik dacht dat ik me als burger zou verhouden tot
de grootste partij van het land.
Vertel daarom resoluut aan het publiek en aan elkaar dat we het echt
niet weten. Daarmee blijven we het dichtst bij onze oorspronkelijke
maatschappelijke taak in een veranderend land. Namelijk de taak die
observaties te delen die relevant zijn voor het functioneren, of spaak
lopen, van onze democratie.
Lees ook:
Correctie 17-1-2024
Dit stuk is aangepast, in een eerdere versie stond dat Hugo de Jonge gedurende de hele coronapandemie nooit naar de studio van Nieuwsuur is gekomen, dat is onjuist. Hij is één keer naar de studio gekomen.