2006_Tom-Trouw_Çharisma (aka Leugens) vh CDA (tegen naïviteit van Links)
*
SHARTIE AART DEKKER
N.a.v. de Verkiezingen van 2021 en een Knipsel Uit De Oude Doos (2006)
CDA vs. Links - History Never Repeats, but It Rhymes;
Vervang Balkenende door Hoekstra, (Leugens over) AOW door WW, en...Bos door Links...
(AD)
*
AOW-discussie / CDA verzwijgt dat de klappen elders vallen (Trouw-Opinie)
Uit angst voor de kiezer belooft het CDA om niet aan de AOW te tornen. Maar de partij vertelt er niet bij dat de rekening naar de zwakkeren gaat.
Leo van Essen12 september 2006,
het Originele artikel en veel meer op Trouw.nl vind je --- Hier ---
Kan het CDA zich een mild verkiezingsprogram veroorloven omdat het de vergrijzing al jaren serieus neemt, zoals Ab Klink beweert, de auteur van het CDA-verkiezingsprogramma? Of heeft econoom Sweder van Wijnbergen gelijk, die concludeerde dat de spookbeelden over de vergrijzing de afgelopen jaren alleen bedoeld waren om de hervormingsagenda van dit kabinet erdoor te kunnen jagen?
Alarmerend vind ik de plannen voor een ’beter werkende arbeidsmarkt’
De cijfers lijken in elk geval Van Wijnbergen gelijk te geven. Het CPB meldde dit voorjaar dat het vergrijzingsprobleem aanzienlijk groter is dan in 2003 vermoed, vooral door de onverwacht stijgende zorgkosten. Alle effecten van het beleid waarnaar Ab Klink verwijst, zijn in die prognose verwerkt. Als in 2003 volgens het kabinet-Balkenende een hard pakket nodig was, valt moeilijk in te zien waarom dat nu niet het geval zou zijn.
Hoe is die ommezwaai van het CDA te verklaren? Ik zie drie mogelijke redenen. De eerste reden is dat de partij tot het inzicht is gekomen dat een probleem van tussen de 2 en 3 procent over een periode van meer dan 30 jaar allerminst dramatisch is. Het is minder dan een half procent per kabinetsperiode. Ook in historisch perspectief is dat niets bijzonders.
Maar als dat nu waar is, was het ook in 2003 waar. Daarom concludeerde ik ik in mijn boek ’Overmoed en Onbehagen’ dat niet de vergrijzing, maar het verlangen naar een ander soort samenleving het motief moest zijn voor de hervormingsagenda van het kabinet. Het CDA was in de ban van een nieuwe toekomstvisie, waarin we op weg waren naar een netwerksamenleving van geëmancipeerde, goed opgeleide burgers die niet meer uit de voeten konden met de verzorgingsstaat. In de participatiemaatschappij van de toekomst zou de nadruk liggen op eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid en zou er minder behoefte zijn aan collectief georganiseerde solidariteit. De belangen van de weerbare middengroepen staan centraal. Er is veel ruimte om te tornen aan inkomensbescherming voor kwetsbare groepen. Daar reken ik ook de goed opgeleide werknemer toe die op zijn 55ste gedeeltelijk arbeidsongeschikt en werkloos wordt en geen schijn van kans heeft op ander werk. Zo iemand afschepen met een uitkering beneden het sociale minimum past niet in mijn opvatting over een solidaire samenleving.
Mijn kritiek op die nieuwe visie is niet door iedereen in dank afgenomen. Ook in de achterban van het CDA leefde echter veel onvrede. Dat is wellicht de reden dat in het nieuwe verkiezingsprogram die nieuwe visie niet nadrukkelijk wordt besproken. Wie goed leest ontdekt echter dat de hervormingsagenda onder het motto van ’investeringsagenda’ gewoon volgens plan wordt afgewerkt.
De tweede mogelijke verklaring voor de ommezwaai van het CDA heet kiezersangst. De dramatische uitslag van 1994, toen de ouderen massaal afhaakten, is niet vergeten. Ouderen worden electoraal een steeds belangrijker doelgroep. Dat kan een onzuiver motief worden om hen te paaien met harde beloften van a) een welvaartsvaste AOW, b) geen fiscalisering en c) geen verhoging van de AOW-leeftijd.
Objectief is de belofte dat de AOW niet zal worden gefiscaliseerd een bewijs van onzindelijk denken. De AOW is namelijk al lang (deels) gefiscaliseerd. Het Paarse kabinet bepaalde in 1998 een plafond voor de AOW-premie, waardoor de premie- inkomsten steeds verder achterblijven bij de -uitgaven. Het gat wordt gevuld uit belastinginkomsten, waaraan ook AOW’ers hun steentje bijdragen. Dit is feitelijk al een garantie dat jongeren niet eenzijdig de rekening gepresenteerd krijgen.
De echte vraag is dus of we met de fiscalisering nog wat verder moeten gaan, bijvoorbeeld door het premieplafond geleidelijk te verlagen. Op basis van de nieuwe prognoses van het CPB is daarvoor wel iets te zeggen. De discussie gaat over de vraag of de lasten van de vergrijzing wel eerlijk worden verdeeld over de generaties. De doemscenario’s waarmee het kabinet de afgelopen jaren de samenleving heeft bestookt hebben bij jongeren de vrees versterkt dat er weinig meer over is tegen de tijd dat zij zelf aan de AOW toe zijn. Iets meer fiscalisering kan helpen hen te overtuigen dat ook ouderen een eerlijk deel van de lasten dragen. Zelfs de Protestants Christelijke Ouderen Bond heeft dat bepleit.
Het stemt niet tot vreugde als er in de politiek over het onderwerp alleen nog op een populistische en demagogische manier kan worden gesproken. Lans Bovenberg – tot voor kort beschouwd als het economisch geweten van het CDA – denkt dat de uitzichtloze discussie over de AOW vraagt om een staatscommissie van oude coryfeeën zoals Lubbers en Kok nog uitkomst kunnen bieden.
De derde verklaring voor de ommezwaai van het CDA is dat schijn bedriegt. Keiharde beloften aan ouderen en eigenwoningbezitters betekenen dan alleen dat de klappen ergens anders vallen. De financiële bijsluiter bij het CDA programma stelt in dat opzicht niet gerust.
Op het eerste gezicht valt het wel mee. Er wordt 3,5 miljard extra voor de zorg uitgetrokken en daar bovenop nog eens 5 miljard voor ander nieuw beleid. Het grootste deel van die extra uitgaven, 6,5 miljard, wordt gefinancierd uit besparingen op de bureaucratie in de zorg en bij de overheid. Van de rest moet 1 miljard komen van een ’beter werkende arbeidsmarkt’.
Ik ben nog geen deskundige tegengekomen die gelooft dat je 6,5 miljard kunt besparen op bureaucratie. Als dat ook uit de doorrekening van het CPB komt, heeft de partij een probleem. Vooral doordat de financiële bijsluiter ook een randvoorwaarde bevat: een structureel begrotingsoverschot van 1 procent moet worden bereikt zonder de collectieve lasten te verhogen. Als die randvoorwaarde het speelveld bepaalt, moeten straks zachte ingrepen door harde worden vervangen. Dan is er minder ruimte voor de investeringen in de zorg. Of de eigen betalingen gaan omhoog.
Alarmerend vind ik de plannen voor die ’beter werkende arbeidsmarkt’. Blijkens de kleine lettertjes wordt zowel de verantwoordelijkheid voor de verzekering voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten als voor de WW een zaak voor de sociale partners. Dat levert alleen een flinke besparing op als eerst de WW-aanspraken fors worden beperkt. Werknemers moeten dan hopen dat dat via de cao gerepareerd wordt. Wie niet onder een cao valt, kan dat bij voorbaat vergeten. Groepen die het minst weerbaar zijn, zullen daardoor opnieuw het sterkst worden teruggeworpen op hun zelfredzaamheid.
Ook het plan om in de belastingen de overdraagbare algemene heffingskorting in tien jaar af te schaffen verdient meer aandacht. Voortaan krijgen werkenden belastingvoordeel, nu nog iedereen. Dat heeft forse negatieve koopkrachteffecten voor alleenverdieners. Jongere generaties, die ’erop voorbereid zijn dat zij hun talenten ontplooien in werk’ zullen daar weinig last van hebben. Vooral oudere (en allochtone?) alleenverdieners worden getroffen. Dat roept ook de vraag op wat de gevolgen zijn voor het sociale minimum van gezinnen die van één uitkering moeten leven. Als het CDA dat niet wil verlagen, dreigt er een kanjer van een armoedeval op het moment dat één van de beide partners een baan vindt.
Daardoor zal ook duidelijker worden waarom Mark Rutte vindt dat het schijnbaar ’duffe’ CDA-programma zulke goede aangrijpingspunten biedt voor het realiseren van het VVD programma.
Dr. Bert de Vries is oud-fractievoorzitter van de CDA in de Tweede Kamer.
Meer over
Geen opmerkingen:
Een reactie posten