Berzel reisde twee maanden voor zijn terroristische daad met twee andere Maastrichtenaren naar Syrië om mee te doen aan de strijd van Islamitische Staat. Zijn bomgordel was zo krachtig dat er weinig van hem en van de omstanders overbleef. Maar dankzij een vergelijking van het dna dat de Iraakse politie naar Nederland stuurde met dna dat de familie van Berzel afstond, kon zijn identiteit toch worden vastgesteld.
Dit voorbeeld gebruikt de aivd om duidelijk te maken waarom ze onder de nieuwe Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten een eigen dna-databank nodig heeft: om zelfmoordterroristen te kunnen identificeren. ‘Wij gebruiken het dna-profiel om de identiteit van iemand vast te stellen of te controleren’, zei Rob Bertholee, directeur van de inlichtingendienst, deze maand tijdens een debat in de Jacobikerk in Utrecht. ‘Het profiel dat wij maken is zeer beperkt; dat zal iedereen beamen die iets van dna af weet. En als wij de identiteit van een terrorist vastgesteld hebben, vernietigen we het profiel.’ Dit laatste klopt niet helemaal. Volgens de wet hoeft alleen het materiaal waar het dna-profiel uit gedestilleerd is te worden vernietigd; het profiel zelf blijft als een reeks unieke cijfers – dat gezien kan worden als een alternatief burgerservicenummer – opgeslagen in de databank.
Die eigen dna-databank voor de aivd is een van de nieuwe bevoegdheden in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv), waarover tijdens de komende gemeenteraadsverkiezingen een referendum wordt gehouden. Tegenstanders spreken over de ‘sleepwet’ omdat er meer dataverkeer over de kabel afgetapt mag worden. Maar over de dna-databank in de wet blijft het opvallend stil, terwijl ook die verregaande nieuwe bevoegdheden omvat. De veiligheidsdienst mag straks dna van ‘targets’ en ‘non-targets’ verzamelen, zelfs als ze daarvoor moet inbreken in een woning. Het gevonden erfelijk materiaal mag de dienst in de vorm van dna-profielen tot dertig jaar in een eigen databank opslaan en uitwisselen met buitenlandse veiligheidsdiensten. Het doel: vaststellen of verifiëren van de identiteit van een persoon. Maar experts waarschuwen voor een glijdende schaal: je dna zegt namelijk niet alleen iets over jezelf, maar ook over je familie, en zelfs je bevolkingsgroep.
Deskundigen vinden de formulering van de nieuwe ‘bijzondere bevoegdheid’ veel te breed, blijkt uit onderzoek van Platform voor onderzoeksjournalistiek Investico voor De Groene Amsterdammer. De noodzaak van een eigen dna-databank, los van de bestaande databank die politie, justitie en de veiligheidsdiensten nu al gebruiken, is volstrekt onduidelijk. Als gevolg van de wet zouden dna-profielen heimelijk mogen worden vergeleken met andere databanken, waaronder die van ziekenhuizen. Dat is in theorie mogelijk, bevestigt de aivd. ‘Maar alleen als het ziekenhuis op vrijwillige basis toestemming geeft voor een dergelijke vergelijking.’
‘De dna-databank is de meest verrassende uitbreiding van de bevoegdheden van de geheime diensten. En de meest onnodige.’ Bert-Jaap Koops is hoogleraar regulering van technologie aan de Universiteit van Tilburg waar hij onderzoek doet naar privacy in het informatietijdperk. Hij werd eind 2015 door het ministerie van Binnenlandse Zaken gevraagd om de nieuwe inlichtingenwet te onderwerpen aan een privacy impact assessment.
Samen met academische collega’s en experts van onderzoeksbureau tno bracht hij de privacyrisico’s van de nieuwe wet in kaart. ‘Al met al wordt de noodzaak van een dna-databank volstrekt onvoldoende onderbouwd’, was het oordeel van Koops en zijn collega’s. De Tilburgse hoogleraar begrijpt twee jaar later nog steeds niet waarom zo’n eigen databank nu echt noodzakelijk is in de strijd tegen terrorisme. ‘De aivd wil weten wie de dader is na een zelfmoordaanslag, hoor ik steeds. Die daders staan inderdaad niet altijd in de reguliere databank van de politie. Maar je kunt de familie van de vermoedelijke dader ook vragen om een beetje dna af te staan, die heeft ook een groot belang om te weten of het hun zoon of dochter was.’ Zo gebeurde het ook bij de Maastrichtse jihadi Sultan Berzel. Je hebt dus niet per se een databank nodig om iemand te kunnen identificeren. ‘Natuurlijk is het voor de aivd nuttig om de dna-profielen van potentiële aanslagplegers te hebben,’ zegt Koops. ‘Maar nut is niet hetzelfde als noodzaak.’
En zelfs als het noodzakelijk zou zijn om een dna-databank bij te houden van een specifieke groep als zelfmoordterroristen, vraagt hij zich af, waarom is de wet dan zo breed geformuleerd? Om de identiteit van een ‘target’ te achterhalen of te verifiëren mogen de diensten volgens de nieuwe wet een dna-profiel opslaan van dat target zelf, maar ook van diens familie. Iemands identiteit kan immers ook via het dna van de familie worden vastgesteld. En zo’n target hoeft geen potentiële zelfmoordterrorist te zijn, dat kan iedere burger zijn die de aivd in beeld heeft.
Als deze databank zo’n belangrijk middel is tegen zelfmoordterrorisme moet de wet daartoe worden beperkt, vindt Koops. Dan zouden alleen dna-profielen van potentiële aanslagplegers moeten worden opgeslagen. Hij gelooft niet dat de aivd meteen massaal dna van allerlei Nederlanders gaat verzamelen, maar de wet geeft er dus wel de mogelijkheden toe. Koops: ‘Deze wet geeft de diensten buitenproportionele bevoegdheden.’
Lang niet alle aanbevelingen van de Tilburgse hoogleraar en zijn team werden overgenomen. In een reactie op de privacy impact assessment stelt het ministerie simpelweg dat het het wél noodzakelijk acht om een geheime databank op te richten, zonder nieuwe inhoudelijke argumenten. Koops: ‘Juist bij zo’n complexe wet zouden argumenten leidend moeten zijn. Dat is nu niet zo, en daarom zitten we volgens mij met het referendum.’
De aivd is ‘enkele jaren voor 2015’ begonnen met het aanleggen van dna-profielen. Preciezer wil de dienst het niet maken. Ook onder de oude wet mocht de dienst al dna-onderzoek doen om de identiteit van een ‘target’ te achterhalen. Daarvan een databank aanleggen mocht nog niet: profielen moesten vernietigd worden. Maar de dienst hield zich hier niet aan.
In 2015 werd de aivd daarvoor door toezichthouder ctivd op de vingers getikt. Niet alleen voor het aanleggen van de databank, ook voor een onzorgvuldige werkwijze. De dienst gebruikte twee keer dna-materiaal om meer over iemands gezondheid te weten te komen, blijkt uit een toezichtsrapport. Dat mag ook onder de nieuwe wet niet: dna mag alleen worden gebruikt ter identificatie van een verdachte. Volgens toenmalig minister Ronald Plasterk werd het onrechtmatig opgeslagen dna-materiaal in 2015 vernietigd, maar hij drong tegelijkertijd wel aan op het opzetten van een eigen databank.
In het Verenigd Koninkrijk komt je dna al in de database als je verdacht wordt van het stelen van een kauwgompje of van zwartrijden. En die database wordt ook gerangschikt naar bevolkingsgroep, waarbij de agent bepaalt tot welke groep een verdachte behoort. Het resultaat: in 2006 bleek uit een schatting van het Britse ministerie van Binnenlandse Zaken dat het dna van ruim driekwart van de Britse zwarte jongemannen in de databank stond.
In 2009 was er veel aandacht in de Britse pers voor de 850.000 opgeslagen profielen van mensen die nergens van verdacht werden. Burgerrechtenbeweging Liberty bekritiseerde de opslag van dna-profielen van mensen die daarvoor geen toestemming hadden gegeven. Ook waren er volgens Liberty op dat moment geen goede regels voor het verwijderen van profielen. Onder de nieuwe wet krijgt Nederland dus ook een databank waarin dna-profielen worden bewaard van burgers die niet zijn veroordeeld en nergens van worden verdacht.
In een laboratorium buigen drie medewerkers in witte labjassen, met handschoenen aan en haarnetjes op het hoofd, zich over een stuk touw en een groot mannenoverhemd. ‘De slachtofferruimte’, zegt de Nederlandse dna-goeroe Lex Meulenbroek als hij ons leidt door de ‘dna-straat’ van het Nederlands Forensisch Instituut (nfi) in Den Haag: een ellenlange witte gang met aan weerszijden steriele laboratoria en spaarzaam ingerichte kantoren. Het gebouw in het Haagse Ypenburg wordt ook wel ‘CSI De Polder’ genoemd. Als de geheime dienst erfelijk materiaal wil laten onderzoeken gebeurt dat hier, want een eigen dna-lab heeft de aivd niet.
‘Het gaat er een stuk minder spannend aan toe dan in zo’n gesjeesde Amerikaanse serie, hoor’, verzekert Meulenbroek. ‘In de labs wordt vooral heel veel schoongemaakt en doen robots en computers het meeste werk.’ De laboranten zoeken naar sporen van sperma, speeksel, bloed, zweet of huidcellen. Dat doen ze bij daglicht, en als dat niks oplevert bijvoorbeeld ook met ultraviolet licht. Toch een beetje CSI dus. Alles wat de sporenspecialisten vinden wordt minutieus gefotografeerd en door een vierde medewerker in de computer gezet.
Uit de gevonden sporen wordt vervolgens dna gehaald. Op het kantoor waar naast zijn computer een stapel van door hemzelf geschreven boeken ligt, onder meer over het onderzoek naar de MH17-slachtoffers, laat Meulenbroek zien hoe een dna-profiel eruitziet. Het gaat om vijftien plekken op het dna die door de ouders worden doorgegeven en die voor ieder persoon uniek zijn. Van die plekken wordt de lengte gemeten. Die lengtes geven een reeks unieke cijfers, alleen bij eeneiige tweelingen is deze reeks gelijk. Als het nfi deze code door de computer haalt weten ze binnen een paar seconden of er een match is met een van de profielen die al op hun servers staan.
Dat is eigenlijk het belangrijkste wat je met een dna-profiel kunt, zegt de expert. Omdat de aivd alleen het dna-profiel krijgt, kan de dienst niet aflezen of iemand lang of kort is, blond of zwart haar heeft, of blauwe of groene ogen heeft. Wel of iemand man of vrouw is, en je kunt er verwantschap uit afleiden. ‘Als de helft van de cijfercode overeenkomt, kan dat bijvoorbeeld duiden op een vader-zoonrelatie.
Het nfi beheert de dna-databank die door politie en Openbaar Ministerie wordt gebruikt bij de opsporing van misdadigers. In deze databank staan nu al ruim 350.000 profielen opgeslagen. Een klein deel daarvan komt van sporen uit misdaadonderzoek, zoals kleding van slachtoffers of wapens van verdachten. Het overgrote deel van de profielen haalt het nfi uit wangslijmvlies, dat verdachten van zwaardere vergrijpen zoals moord en doodslag, maar ook inbraak en diefstal, verplicht moeten afstaan. Alleen als de verdachte vrijgesproken wordt, verdwijnt zijn of haar profiel uit de databank. Deze Nederlandse dna-databank staat dus los van de aivd-databank die onder de nieuwe wet legaal is geworden. Maar de aivd kan wel profielen uit haar eigen databank laten vergelijken door het nfi.
Een aantal spraakmakende misdaadzaken zorgde er de afgelopen twee decennia voor dat het nfi steeds ruimere bevoegdheden kreeg voor dna-onderzoek en dat het voor steeds lichtere vergrijpen mag worden ingezet. Dankzij de populariteit van dit type onderzoek bij strafzaken is de vraag veel groter dan wat het nfi kan leveren. ‘Maar dat kan niet de reden zijn dat de veiligheidsdiensten een eigen databank willen’, zegt Meulenbroek. ‘Het is niet zo dat ze nu door drukte op hun dna-profielen moeten wachten.’
Amade M’charek voorziet dat de regels voor de aivd-databank straks op dezelfde manier versoepeld zullen worden als voor de Nederlandse dna-databank. Ze lacht als ze hoort dat er relatief strenge regels zullen gelden voor de aivd. ‘Dat hoorden we in de jaren negentig ook over de databank die het nfi beheert. In eerste instantie kwam je daar alleen in voor vergrijpen als moord en doodslag, maar nu neemt de politie al dna af voor zaken als inbraak of diefstal. We hebben het forensisch dna-onderzoek in Nederland redelijk goed en transparant geregeld. Maar het is wat anders als een organisatie als de aivd vergelijkbare bevoegdheden krijgt en daarmee onschuldige burgers verdacht kan maken.’
M’charek is hoogleraar antropologie van de wetenschap aan de Universiteit van Amsterdam. Haar onderzoek richt zich op het gebruik van genetisch materiaal in strafzaken, vertelt ze in haar UvA-kantoor, op de vijfde verdieping van het immense Roeterseilandcomplex met imposant uitzicht over de Amsterdamse binnenstad. Ook leidt ze een groot onderzoeksproject naar hoe je uit dna uiterlijke kenmerken kunt voorspellen. En ze richtte ruim tien jaar geleden de masteropleiding Forensic Science op aan de UvA, waarvoor ze nauw samenwerkte met het nfi, politie en justitie.
M’charek voorspelt een glijdende schaal. Het is volgens haar veel gemakkelijker om de criteria rondom dna-onderzoek stukje bij beetje te verruimen, dan om die straks bij wet weer te beperken als de bevoegdheden er eenmaal in staan. Te meer omdat alle informatie die de aivd uit het dna mag halen is vastgelegd in een zogenoemde Algemene Maatregel van Bestuur. Als de aivd in de toekomst uiterlijke kenmerken uit het dna wil afleiden, hoeft de regering daar alleen de AMvB voor aan te passen. De Tweede Kamer mag wel meepraten over zo’n AMvB, maar er niet over stemmen. De aivd laat in een reactie weten dat alleen de wetgever in de toekomst kan besluiten tot een verruiming van de reikwijdte of doeleinden van dna-onderzoek, niet zijzelf.
M’charek vindt dat geen geruststelling. ‘Als er morgen een aanslag plaatsvindt, zal iedereen roepen dat al het mogelijke gedaan moet worden om de daders te vinden. Dan vinden we het niet gek als de aivd ook naar uiterlijke kenmerken mag zoeken. Dat zag je in Frankrijk ook na de aanslagen daar.’ Door de noodtoestand zijn de bevoegdheden onder het strafrecht in Frankrijk nu permanent verruimd. ‘Daar moeten we van leren.’
De Tilburgse privacy-expert Bert-Jaap Koops valt M’charek bij. ‘De databank is al een versoepeling van de regels. Hiervoor mochten de diensten dna-profielen nog niet opslaan.’ Volgens Koops zal het nu niet de bedoeling zijn om de functionaliteiten van de databank uit te breiden, maar hij schreef in 2016 al dat de ervaring leert dat databanken er in de politieke werkelijkheid om ‘vragen’ om ook voor andere doeleinden gebruikt te worden. ‘De beste manier om dit risico in te perken, is om geen databank op te richten.’
Ook Vincent Böhre, jurist en directeur van stichting Privacy First, waarschuwt voor zo’n uitbreiding van toepassingen. ‘Dat is het grootste risico rondom privacy en biometrie. Sluipenderwijs verschuift het doel altijd. Iets kan voor één of twee legitieme redenen zijn opgericht, maar in de loop der jaren worden er altijd doelen aan toegevoegd. Die weg moet je dus niet bewandelen als samenleving, daar moet je niet aan beginnen.’
De Tweede Kamer besprak de nieuwe Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten op 8 februari 2017 met toenmalig minister Plasterk van Binnenlandse Zaken. Ook ‘het vrolijke onderwerp van de dna-databank’, zoals de minister het noemde, kwam aan de orde. Hij beschreef de functie van de wet met een voorbeeld. ‘In gebouwen waar voorheen mensen hadden gezeten van wie wij inmiddels wisten dat zij betrokken waren bij jihadistische activiteiten werden objecten in beslag genomen. Denk aan koffiekoppen en dat soort materiaal. Die werden bewaard met het doel om, wanneer iemand zich wellicht ergens zou opblazen, de identiteit te kunnen vaststellen. Dan zou je kunnen reconstrueren of het wellicht degene was die eerder in het safe house had gezeten.’
De bedoelingen van de veiligheidsdiensten zijn goed, verzekerde de minister. ‘De diensten zijn heel erg precies en wettisch en proberen zich aan alles te houden.’ Het enige wat de toezichthouder ctivd verlangde, was dat er een maximale bewaartermijn van de dna-profielen en het dna-materiaal werd gesteld, zodat zij dat juridisch kunnen toetsen, zei Plasterk. De vraag of het überhaupt wenselijk is om dna-materiaal te verzamelen en profielen op te slaan kwam noch tijdens dat debat, noch in andere debatten aan de orde. De noodzaak was een uitgemaakte zaak. In een variant op Margaret Thatchers beroemde woorden ‘there is no alternative’, zei Plasterk: ‘Natuurlijk is er geen andere manier. Stel dat er mensen in een huis in Den Haag hebben gezeten. Er is reden om te denken dat het gevaarlijke lui zijn die terroristische bedoelingen hebben. Dan kan het nuttig zijn om te weten of het dna-spoor dat wij hier hebben hetzelfde is als het dna-spoor van de betrokkenen elders. Dat is nuttig en nodig.’
In een reactie laat de aivd weten dat, als dat mogelijk is, de identiteit van personen ook vastgesteld kan worden met vingerafdrukken. ‘De aivd zal altijd het lichtste middel kiezen, maar omdat dna-onderzoek de meest betrouwbare geaccepteerde identificatiemethode is, is het noodzakelijk om dit middel te kunnen inzetten.’ De dienst spreekt inmiddels ook al niet meer over een dna-databank, zoals Plasterk, maar over ‘een dna-profielenregistratie’, om verwarring te voorkomen.
GroenLinks-Kamerlid Linda Voortman heeft er nog steeds een onbevredigd gevoel over, zegt ze. Ze betoogde destijds dat de diensten het onder de oude wet ook zonder eigen dna-databank moesten stellen. ‘Waarom zou dat niet voldoende zijn?’ Ook na aandringen van Voortman weigerde de minister in te gaan op het oordeel van de privacy impact assessment van privacydeskundige Koops, die stelde dat een aparte databank niet nodig is. ‘Plasterk gaf eigenlijk nauwelijks argumenten.’ De aivd begon al in 2015 met het illegaal aanleggen van een dna-databank, benadrukt ze. ‘Het voelde toch een beetje als het witwassen van de praktijk. De dienst ging haar bevoegdheden te buiten, dus moest dat maar worden gelegaliseerd. Terwijl je je moet afvragen waarom het in de eerste plaats illegaal was.’
Ook cda-Kamerlid Harry van der Molen stelde vragen over de reikwijdte van de nieuwe wet. ‘Te meer omdat inlichtingen- en veiligheidsdiensten anders omgaan met dna dan de politie. Die doet het onderzoek achteraf bij verdachten, terwijl de veiligheidsdiensten dat juist vooraf doen. Wij zijn te rade gegaan of de randvoorwaarden goed zijn bepaald. Het bleek dat die in orde waren. Het materiaal mag voor niets anders gebruikt worden dan identificatie en er moet altijd toestemming zijn van de minister en toezichthoudende commissies tib en de ctivd.’ Het cda was gerustgesteld.
‘Maar dna is niet alleen van jezelf’, zegt hoogleraar M’charek, ‘het zegt ook iets over je ouders, je familie, je bevolkingsgroep.’ Bij het opslaan van een dna-profiel staat eigenlijk een hele familie of bevolkingsgroep in de databank. dna-onderzoek kan zo gebruikt worden voor profilering. ‘Het gevolg is dat bepaalde groepen sneller de politie op hun drempel krijgen als er iets gebeurt.’
Een dna-databank is dus een grotere inbreuk op iemands privacy dan het opslaan van bijvoorbeeld een burgerservicenummer. Want het geeft veel meer persoonlijke informatie prijs, niet alleen over jezelf, maar over een grotere groep mensen. Ook privacystrijder Vincent Böhre is daar principieel op tegen. ‘Je mag wat ons betreft geen gegevens van onschuldige mensen in het netwerk van de targets gebruiken. Als dat het werk van de diensten bemoeilijkt, dan is dat jammer: het is voor ons een principiële grens.’
In 2008 oordeelde het Europees Hof voor de Rechten van de Mens dat de Britse politie geen dna-profielen van onschuldige burgers in hun database mocht bewaren. Als een verdachte onschuldig blijkt, moet zijn of haar dna-profiel worden verwijderd. Volgens M’charek is het geen uitgemaakte zaak dat de aivd-databank in overeenstemming is met die uitspraak van het Hof. M’charek vindt het belangrijk om met een historische blik naar dit soort ontwikkelingen te kijken: ‘dna-onderzoek is een inbreuk op de lichamelijke integriteit. Als de staat dat ongebreideld mag doen kan het echt misgaan, dat hebben we in het verleden gezien. Het schrikbeeld is eugenetica.’ Dat is hier niet aan de orde, benadrukt ze, ‘maar we moeten daar wel op blijven reflecteren.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten