zondag 9 oktober 2016

UIT DE (ALWEER 'OUDE DOOS') / DAFNE SCHIPPERS in DE RIO OS, 2016 / WETENSCHAP SPORT ATLETIEK / LONREAD: 'Wordt Schippers de snelste vrouw op aarde?'

Het was de Zomer van 2016, ik zat in Zuid-Oost-Europa, het was bloedheet en zat 'op de Camping', nauwelijks goed Internet, en geen goede Televisie...dus lekker uitgebreid lezen, schrijven en posten op mijn laptopje was lastig. Dus onderstaande post is niet verder uitgewerkt en alweer outdated...maar desalniettemin wel interessant voor in sport geïnteresseerde lieden -en die zijn onder mijn lezers/volgers nu eenmaal zwaar oververtegenwoordigd...

De Volkskrant komt vaak met wetenschappelijk getinte achtergrond- en preview-verhalen, het gaat over Dafne Schippers, zo'n beetje Nederlands Grootste Sport-topper, dus ik neem aan dat veel mensen het onderstaande zeker op prijs zullen stellen, op de Volkskrant-site zelf staat nog veel, en veel meer; zie de Links daarnaartoe!

Wel ff tijd voor uittrekken, want het zijn meerdere lange artikelen, en als je dus ook nog doorklikt naar de VK.site, dan is er wel sprake van een Longread...


Originele artikel op VK.nl   ---  Hier  ---

Wordt Schippers de snelste vrouw op aarde?


Goud of geen goud

Twee kansen op goud heeft Dafne Schippers. Identiek eremetaal met een onmetelijk verschil in waarde. Wint ze de 200, of wordt ze de snelste vrouw op aarde? Een weging van haar kansen op de meest prestigieuze afstand: de 100 meter.

Volg de Volkskrant - Verhalen.volkskrant.nl/volkskrant-digitaal

Elke dag om 17.00 het laatste nieuws en analyses vanuit Den Haag in uw mailbox? Schrijf u in voor onze gratis politieke nieuwsbrief Dagkoersen.

Wat Dafne Schippers alvast deelt met Usain Bolt: ze heeft de grenzen van het voorstellingsvermogen verlegd. Een blondine uit Utrecht, olympisch kampioen op een sprintnummer. Het kan.

In Rio de Janeiro strijdt Schippers (24) tweemaal om goud. Identieke medailles met een onmetelijk verschil in waarde. De 200 meter? Een olympische plak, één van de 136 die in Rio de Janeiro worden verdeeld onder vrouwen. De 100 meter? Dé medaille, de meest begeerde en bezongen hoofdprijs in twee weken topsport.
Schippers weet wat waarschijnlijk nodig is: harder rennen dan ze ooit heeft gedaan. De tijd waarmee ze vorig jaar verrassend tweede werd bij de WK atletiek in Peking, 10,81 seconden, volstond het afgelopen decennium meestal niet voor de hoofdprijs op de 100 meter. Ze moet onder de 10,80, misschien zelfs onder de 10,70.

Dat vooruitzicht stemt haar vrolijk. Ze gelooft dat het kan. Haar lichaam is er klaar voor. In vergelijking met vorig jaar is ze minder zevenkampster en meer sprinter. Ze lijkt breder dan voorheen, maar dat is volgens haar optisch bedrog. De spierkabels in haar schouders en armen tekenen duidelijker af, omdat haar vetpercentage lager is. 'Ik heb wel iets meer bovenbenen en billen gekregen, sprintspieren zeg maar.'
Geen centimeter van de 100 meter is onbestudeerd gebleven, geen milliseconde onopgemerkt. Elk detail van haar passen is met laserpistolen en infraroodsensors vastgelegd, duizend maal per seconde. Ze weet hoe lang haar voet aan de grond behoort te blijven (minder dan 0,1 seconde op topsnelheid), hoe lang ze tussen elk contact zweeft (circa 0,125 seconde), en wat haar pieksnelheid is (ruim 38 kilomter per uur).

Lang wist ze niet met welk startblok ze in Rio te maken zou krijgen. De verschillen zijn aanzienlijk. Bij sommige merken kan ze met haar hele voet afzetten, bij andere steekt haar hiel boven het blok uit. Om niet afhankelijk te zijn van het toeval is een extra startblok gekocht. Met de drie belangrijkste merken heeft ze geoefend.

Of Schippers goud pakt hangt af van haar acceleratie, hoe snel ze op gang komt. Haar race mag dan krap elf seconden duren, na een tel kan het al voorbij zijn. Ze kan zich geen misstap veroorloven. Ze moet haar voeten nauwkeuriger plaatsen dan een koorddanseres.




Geen goud

De verkeerde genen

Chinezen blinken uit in tafeltennis, Canadezen in ijshockey, Nieuw-Zeelanders in rugby en Nederlanders in schaatsen. Die overheersing wordt vrijwel nooit verklaard uit genetische voordelen, eerder uit de sociaal-culturele factoren die per land verschillen.

Hoe anders is dat op de sprint. Zwarte atleten overheersen die discipline al decennia, bij de mannen en de vrouwen. Vaak staat er hooguit één blanke sprinter in de finale van de 100 meter: bij de WK atletiek streed Schippers vorig jaar tegen loopsters uit Jamaica, Trinidad, de Verenigde Staten en Nigeria. De meest gehoorde verklaring van de afgelopen decennia: zwarte atleten hebben een genetische voorsprong.
Wetenschappers denken daar anders over. Huidskleur wordt volgens genetici verward met eenvormigheid. In werkelijkheid zegt een donkere tint weinig over het genenpakket. De verschillen tussen mensen met Afrikaanse wortels zijn vaak groter dan tussen blanken onderling, of tussen blanken en Aziaten, of tussen Latino's en Australiërs.

De reden? De meeste mensen zonder Afrikaanse wortels stammen af van een kleine groep voorouders, mogelijk minder dan duizend, die Oost-Afrika 80- tot 100 duizend jaar geleden verlieten en zich verspreidden over de wereld. 'Vanuit een genetisch perspectief zeg ik graag dat alle Europeanen op elkaar lijken', aldus geneticus Kenneth Kidd van Yale University in het boek The Sports Gene, van journalist David Epstein.
Het vermeende voordeel van zwarte sprinters is de afgelopen vijftien jaar met veel geduld onderzocht door de Britse hoogleraar Yannis Pitsiladis. Hij heeft het dna van honderden Amerikaanse, Caribische en Europese topsprinters verzameld en geanalyseerd, onder wie Usain Bolt. Aanvankelijk in de hoop dat hij speed genes zou ontdekken.

Gaandeweg stelde hij zijn theorie bij. De meeste sprinters hebben inderdaad snelle spiervezels, stelde hij vast. Maar hij deed nog een ontdekking. Ook verbluffend veel Aziaten en blanken beschikken over die vezels. Toch zijn de meesten niet snel (net als de overgrote meerderheid van de zwarte bevolking). Sprinten is een complex samenspel tussen botten, pezen, spieren, longen, hart, bloed, gewrichten en geesteskracht.

Pitsiladis' conclusie (getrokken voor de opkomst van Schippers): 'De genen spelen een belangrijke rol bij het behalen van topprestaties, dat is ongetwijfeld waar. Maar de raciale visie is onzin.'
Zwarte sprinters zijn volgens de hoogleraar sneller, omdat de maatschappelijke voorwaarden voor sprintsucces in Amerika en Jamaica simpelweg beter zijn dan elders. Het is een sociaal-culturele kwestie. Vandaar dat Jamaica en Amerika altijd topsprinters afvaardigen naar de Spelen. Ditmaal: Elaine Thompson (10,70), Shelly-Ann Fraser-Pryce (10,70), English Gardner (10,74), Tianna Bartoletta (10,78) en Tori Bowie (10,78).

Goud

Het goede dna

Schippers heeft haar dna nooit beschikbaar gesteld aan de Britse professor, al is haar coach Bart Bennema best nieuwsgierig naar de uitkomst. Niet dat het lastig raden is. Gezien haar tijden moet ze over snelle spiervezels beschikken. Ze voldoet ook aan een andere voorwaarde van Pitsiladis: ze heeft haar ouders goed gekozen.

Dafne komt uit een sportief gezin. Vader Ernst (fysiotherapeut) had aanleg voor alle sporten, al ontbrak de gedrevenheid uit te blinken. Uit stand kon hij de basketbal dunken. Bij zwemmen werd hij gevraagd voor de selectie, in het judo werd hij bijna clubkampioen. Aan de rekstok draaide hij als turner moeiteloos met gestrekt lijf een rondje. Vader Schippers was volgens zijn vrouw Karen (onderwijzeres) in zijn jonge jaren 'een Epke met lengte', 1.92 meter en gespierd.

Karen deed zelf niet veel aan competitiesport, maar zij beschikt volgens haar man van nature over een goede conditie en spierontwikkeling. Dafnes oudere zus en broer blonken wel uit. Sanne (30) turnde en voetbalde fanatiek in selectieteams. Derek (27) trainde als tiener bij hoofdklasseclub Elinkwijk. Hij werd gevraagd voor de jeugd van PSV.
Dafne kwam door toeval in de atletiek terecht. Ze deed als 9-jarige aan tennis, nam voor de grap deel aan een hardloopwedstrijdje, viel op door haar snelheid en kreeg de tip atletiek eens te proberen.

In hun jongste dochter zien haar ouders veel eigenschappen van zichzelf terug. De atletische bouw van vader, het prestatiegerichte en ambitieuze van moeder. Ze stimuleerden haar en staken tijd in haar begeleiding, zoals ze ook bij hun oudere kinderen hadden gedaan. Karen: 'Ze wilde altijd graag aan wedstrijden meedoen. We zijn jaren met haar op pad geweest, tot in Groningen voor wedstrijden in een oude stal.'

Schippers ontwikkelde zich aanvankelijk tot zevenkampster, vanwege de Nederlandse gewoonte om alle kinderen tot 16 jaar verplicht te laten kennismaken met alle atletiekdisciplines. Toch kon ze al jong hard rennen. Toen ze acht jaar geleden de kans kreeg op het sportcentrum Papendal te gaan trainen, kon ze kiezen tussen zevenkamp en sprint.
De sprint viel af, deels vanwege de veronderstelde onbereikbaarheid van de wereldtop. Vader Ernst: 'De zevenkamp is een kleine wereld. Succes is maakbaar. Je moet er veel tijd in stoppen, je zwakke onderdelen verbeteren. Daarin zou ze ooit de beste kunnen worden. Maar de sprint? Nee. Ik wist dat ze fantastisch snel was, maar die Amerikanen en Jamaicanen: het was een wereld verder.'

Van dat idee, het diepgewortelde ontzag voor donkere sprinters, heeft Schippers zich bevrijd.

Geen goud

De gebrekkige sprintcultuur

Hoeveel vrouwen doen een poging uit te groeien tot de snelste vrouw op aarde? Niemand weet het precies. Atletiekfederatie IAAF houdt geen mondiale cijfers bij. Een betrouwbare uitslagensite als Tilastopaja.org geeft wel een indruk. In Amerika liepen vorig jaar 920 vrouwen de 100 meter sneller dan 12,30 seconden (anderhalve seconde langzamer dan Dafne). In Jamaica 83, in Groot-Brittannië 113, in Nederland 33.

Uit die aantallen blijkt dat er wereldwijd geen miljoenen ambitieuze sprintsters zijn, mogelijk niet eens enkele tienduizenden. Atletiek is kleiner dan de sport tijdens de Spelen lijkt. Dat geldt zelfs voor de 100 meter, het meest tot de verbeelding sprekende baanonderdeel.

Wereldwijd speuren slechts een paar landen serieus en structureel naar talent, vooral via schoolatletiek. De landen die bekend staan om hun sterke sprinters hebben, niet toevallig, ook de sterkste schoolcompetities: de Verenigde Staten en Jamaica.
In beide landen hebben meisjes en jongens een duidelijke reden om atletiek serieus te nemen. Ze kunnen er studiebeurzen mee verdienen, soms ter waarde van tienduizenden euro's. Tot ongeveer een decennium geleden verliep de atletiekloopbaan voor vrijwel alle Caribische talenten via een studiebeurs in de Verenigde Staten.

Usain Bolt verdiende als jongetje met zijn snelle benen een studiebeurs voor een basisschool met een beter sportprogramma, een school die zijn arme ouders niet konden betalen.

'Er is geen plek in de wereld waar sprinttalent zo systematisch wordt opgeleid als Jamaica', zei Stephen Francis vier jaar geleden tijdens een bezoek van de Volkskrant. Hij is de coach van tweevoudig olympisch sprintkampioen Shelly-Ann Fraser-Pryce. Alleen in enkele warme, zuidelijke staten in Amerika, zoals Californië, Texas en Florida, gebeurt volgens hem iets soortgelijks.
Francis gelooft niet dat de zwarte bevolking beter is gebouwd voor de sprint, net zo min dat hij denkt dat de natuurlijke selectie in de slaventijd de Jamaicanen extra sterk of snel heeft gemaakt.

Toch slaan die verklaringen bij een groot deel van de Jamaicaanse bevolking wel aan, weet hij. In Amerika gebeurt hetzelfde. Het idee dat zwarte atleten genetisch superieur zijn, is aantrekkelijk in een cultuur waarin de vermeende tekortkomingen van donkere mensen vaak worden benadrukt. 'Het zijn oppervlakkige, onlogische verklaringen', stelt Francis.

Wat Jamaicanen wel uniek maakt? Waarom een eiland met drie miljoen inwoners het afgelopen decennium beter presteerde dan een wereldmacht met ruim driehonderd miljoen inwoners? Er gaat weinig talent verloren aan andere sporten, zoals honkbal, basketbal of voetbal. En er is het belangrijkste sportevenement op Jamaica: de Boys & Girls Championships, het scholierenkampioenschap voor jongens en meisjes.
Het bestaat sinds 1910 en trekt tienduizenden toeschouwers. 'Er is televisie', aldus coach Francis. 'Iedereen in je dorp zal je zien, wie meedoet wordt populair en kan misschien een studiebeurs krijgen voor een Amerikaanse universiteit. Door dat kampioenschap leren kinderen bovendien al jong om het hele jaar hard te trainen.'

Bolt zei na zijn triomftocht in Peking: 'Als je de Champs hebt doorstaan, zijn de Olympische Spelen kinderspel.'

Goud

De modernste faciliteiten

De weelde van een eindeloze stroom toptalent kent Nederland niet. De meeste kinderen komen door toeval bij een atletiekclub terecht, zoals Dafne. Elke ruwe diamant wordt gekoesterd.

Schippers behoort tot de eerste generatie die optimaal heeft kunnen profiteren van die werkwijze. Haar opkomst valt samen met de structuur die de Atletiekunie acht jaar geleden ontwikkelde onder leiding van toenmalig technisch directeur Peter Verlooy. In een select aantal disciplines, zoals de sprint en de meerkamp, worden de beste atleten sindsdien bijgestaan door fatsoenlijk betaalde, voltijds bondscoaches.
Op sportcentrum Papendal beschikken de atleten over vrijwel alles wat nodig is om hun talent tot ontplooiing te brengen
Op sportcentrum Papendal beschikken de atleten over vrijwel alles wat nodig is om hun talent tot ontplooiing te brengen. Van onderdak in het sporthotel tot verantwoorde voeding in een restaurant. Van gespecialiseerde medische zorg tot dagelijks beschikbare fysiotherapeuten.

Er zijn hypermoderne krachthonken. Naast de blauwe buitenbaan, gelegen in de Veluwse bossen, zijn er diverse hallen om in te trainen, in de winter of bij slecht weer. Er is een werphal en twee sprinthallen. Dat betekent dat Schippers nooit een training hoeft over te slaan wegens slecht weer. Ze hoeft ook niet, zoals oud-sprintster Nelli Cooman, uit te wijken naar een parkeergarage om bij nat weer toch een sprinttraining te kunnen afwerken.
Daarnaast beschikt de bond over geld voor buitenlandse trainingskampen. In de winter wijken sprinters driemaal uit, naar Zuid-Afrika of Florida. Het streven is om drie maanden in de zon te trainen. Warmte is beter voor de spieren, weet coach Bennema. Atleten lopen bij dezelfde inspanning harder en ze herstellen sneller van die inspanning.

Door de gestage ontwikkeling van toptalenten als Schippers en diverse andere sprinters en meerkampers, weet de Atletiekunie ook ander talent aan zich te binden. Topcoach Rana Reider, die Amerikanen en Britten naar mondiale titels en medailles heeft begeleid, is vanuit Groot-Brittannië naar Nederland gekomen. Zijn topatleten zijn hem gevolgd, zodat Schippers sindsdien elke dag sparringpartners van wereldniveau heeft.
Ook biomechanicus Paul Brice, die al jaren samenwerkt met Britse olympisch kampioenen als zevenkampster Jessica Ennis en verspringer Greg Rutherford, beschouwt het als een uitdaging om de Nederlandse atleten verder te helpen met zijn kennis en apparatuur. Hij ziet niet in waarom Dafne de 100 meter niet zou kunnen winnen.

Zevenkampster Ennis (1,64 meter) kreeg te maken met dezelfde scepsis, zegt Brice: 'Hoe kan zo'n klein meisje zoveel punten vergaren? Dan kijk je naar objectieve data. Dan zie je dat Jessica en Dafne niet veel anders doen dan hun concurrenten, ze doen het alleen beter.'

Geen goud

Chemische hulpmiddelen

Schippers houdt zich aan de spelregels, zegt iedereen die het kan weten. Dat beeld wordt bevestigd door de circa vijftig dopingcontroles (urine en bloed) die ze jaarlijks opgewekt doorstaat: alle uitslagen zijn negatief. Dat ze vaak wordt gecontroleerd heeft een historische reden. De meeste toptijden van blanke vrouwen zijn gelopen met doping.

Verboden middelen zijn nauw verwerven met de sprint. Van de acht snelste mannen is alleen Usain Bolt nooit geschorst. Ook bij de vrouwen is de lijst van bedriegers lang, van de Amerikaanse Marion Jones tot de vele DDR-atletes die hoog op de eeuwige ranglijsten staan: Marita Koch, Heike Drechsler, Marlies Göhr, Silke Gladisch en Katrin Krabbe.

De dopingaffaires rond Amerikaanse en Jamaicaanse sprinters, en de gebrekkige dopingcontroles op het Caribische eiland, hebben het geloof in de natuurlijke aanleg van zwarte sprinters nauwelijks aangetast. Maar voor blanke sprintsters wordt doping in veel landen gezien als een voorwaarde om mee te kunnen komen.
De overtuiging heeft bijna een halve eeuw geleden postgevat in de toenmalige DDR en Sovjet-Unie, buiten Amerika en Jamaica de belangrijkste plekken waar gedurende enkele decennia actief en structureel is gezocht naar sprinttalent
De overtuiging heeft bijna een halve eeuw geleden postgevat in de toenmalige DDR en Sovjet-Unie, buiten Amerika en Jamaica de belangrijkste plekken waar gedurende enkele decennia actief en structureel is gezocht naar sprinttalent. De atletes werden onderworpen aan een zwaar trainingsregime waarvan verboden middelen standaard deel uitmaakten. Dat bleek uiterst succesvol, mede door gebrekkige controles.

Uit de recente Russische dopingschandalen blijkt dat de Sovjet-methoden nog steeds in zwang zijn, vermoedelijk ook in voormalige deelrepublieken. 'Mijn coaches geloven niet in sporters, ze geloven in doping', zei atlete Yulia Stepanova, de klokkenluider uit de geruchtmakende ARD-documentaire. Ze werd jarenlang gedrogeerd. Op hoogtestage mocht ze nooit. 'Veel coaches hebben geen idee wat ze doen.'
Betekent dit onuitroeibare geloof in doping dat blanke vrouwen alleen hard kunnen rennen met behulp van die middelen? Allerminst. De Oostbloklanden hebben alleen bewezen dat er medailles te winnen zijn met anabole steroïden als Oral Turinabol. Daarmee staat niet vast dat het onmogelijk is om vrouwen zonder die middelen hard te laten sprinten.

In de DDR kwamen gedurende enkele decennia (van pakweg 1964 tot 1989) honderdduizenden kinderen via school in aanraking met atletiek. Een select gezelschap talenten kreeg via het zogeheten Staatsplanthema 14.25 verboden middelen toegediend. In alle sporten tezamen zou het gaan om circa 12 duizend sporters.

In dezelfde periode, en erna, is het talent van miljoenen blanke meisjes in Europa en Noord-Amerika nooit aangeboord. Het is denkbaar, zelfs logisch, dat er verborgen sprinttalent in zo'n grote groep zit. Wie weet waartoe die meisjes in staat zouden zijn, gezien de huidige kennis over trainingsmethoden, nieuwe wetenschappelijke inzichten en betere materialen (als stijve, lichte spikes en harde banen).
Trainers noemen topatleten soms freaks of nature, vanwege de uitzonderlijke fysieke gaven die de sport vereist. Veel kampioenen worden bij toeval ontdekt, de meeste talenten blijven onopgemerkt. Wie zeker van zijn zaak wil zijn, en geen scrupules kent, creëert kampioenen. De laatste blanke winnares, de omstreden Wit-Russin Julia Nesterenko, dook bij de Zomerspelen van 2004 uit het niets op. Ze won de 100 meter en verdween haast net zo snel als ze gekomen was.

Goud

Technologische hulpmiddelen

Lang duurde het niet voordat coach Bart Bennema het speciale talent van Dafne Schippers ontdekte. Zij reageerde beter op zijn trainingschema's dan andere atleten. En ze plaatste zich als tiener al gemakkelijker voor titeltoernooien: iets wat de meeste atletes nooit lukt.

Vijf jaar geleden, als 19-jarige onderwijzers in opleiding, kon Schippers bij de WK atletiek uitkomen op vier disciplines: de 100 en 200 meter, de zevenkamp en de estafette. Ze mocht van haar coach alleen meedoen op de dubbele sprint en estafette, uit vrees voor overbelasting. Op de 200 meter liep ze de finale mis op slechts 0,07 seconde, al had ze die afstand nooit eerder buiten de zevenkamp gelopen.
De voorzichtigheid is gebleven. Bennema's trainingsleer laat zich samenvatten als slim trainen en hard herstellen. Uit de overlevering kent hij de veeleisende schema's uit de DDR-tijd. Hij is, net als collega-bondscoach Ronald Vetter, van mening dat die atletes chronisch overtraind waren. Bennema: 'Daar was het idee: meer is beter. Hoe meer ik aankan, hoe harder ik ga lopen. Ik gebruik het principe: less is more.'

Bennema behoedt zijn steratlete voor te veel arbeid. Ze traint negen à tienmaal per week, 's ochtends hooguit twee uur op de baan, 's middags iets korter in het krachthonk. Weinig herhalingen is het devies bij alle sessies. Meer dan twee keer per week test ze haar topsnelheid niet. Soms bestaat een training, na een lange warming up, uit niet meer dan driemaal 150 meter op topsnelheid. Of vijf keer voluit starten.
De coach benut de wetenschap. In de jacht op honderdsten van seconden tijdwinst worden Schippers bewegingen tot in duizendsten geanalyseerd. Het laserpistool van Laveg levert een snelheidprofiel van elke sprint op: hoe vlot schiet ze weg uit de blokken, waar ligt haar piek, wat verliest ze in de slotfase? De infraroodsensors van Optojump leveren details op over contacttijden, vluchttijden, paslengtes en snelheid.

Dat levert verrassende inzichten op. Zo blijkt Schippers met haar rechterbeen iets meer snelheid te ontwikkelen dan met links. Dat been is vermoedelijk sterker doordat ze als zevenkampster jarenlang met rechts afzette bij het hoog- en verspringen.

Biomechanicus Paul Brice beschikt over data van andere topsprintsters. Zo kan hij precies zien of Dafne voldoet aan de maatstaven die gangbaar zijn in de wereldtop. Doet ze over de eerste pas 1,02 seconde? Dat is te langzaam. Ze moet toe naar 0,96 seconde.
De technologie legt volgens Brice ook bloot waarom Dafne zo hard loopt. De lengte van haar passen is goed als ze op topsnelheid loopt: circa 2,30 meter per pas. De frequentie is uitstekend. Haar benen bewegen sneller dan haar mond kan tellen: 48 passen in minder dan 11 seconden. Het contact tussen haar spikes en de grond is kort, minder dan 0,1 seconde op topsnelheid. Per seconde legt ze dan 10,75 meter af.

Ook bereidt ze haar passen goed voor. Ze tilt haar knie hoog op en hamert haar dijbeen met een flitsende beweging tegen de grond, met een kracht die gelijk staat aan vier tot vijfmaal haar lichaamsgewicht.'She ticks all the boxes', zegt Brice. 'Ze doet niets anders dan de anderen. Ze doet het alleen heel goed. En ze kaatst haar been, met een korte contacttijd, met meer kracht tegen de grond dan haar concurrenten.'

Dergelijke kennis ontbreekt volgens Brice in Jamaica, waar minder waarde wordt gehecht aan wetenschappelijke hulpmiddelen. In Amerika is het evenmin gemeengoed.

Geen goud

De jamaicaanse parel

Opeens dook ze op, acht jaar geleden. Shelly-Ann Fraser-Pryce. Als een vrijwel onbekend talent, dat buiten Jamaica genoegen moest nemen met wedstrijden in Brabantse plaatsjes als Uden, veroorzaakte ze een schok bij de Jamaicaanse trials voor de Zomerspelen van Peking.

Op de 100 meter hield ze Veronica Campbell-Brown buiten de ploeg, de vrouw die in 2004 eerder als eerste Jamaicaanse sprintster olympisch goud veroverde (op de 200 meter). Even overwoog de bond de uitslag te negeren. Dan zou niet Fraser-Pryce naar Peking gaan, maar de gekoesterde vedette met de bijnaam VCB.

In Peking bewees Fraser-Pryce hoe misplaatst het vertrouwen in kampioenen kan zijn. Zij won de 100 meter, als eerste Jamaicaanse vrouw in de geschiedenis. Als Pocket Rocket (een verwijzing naar haar geringe lengte: 1,60 meter) groeide ze vervolgens uit tot beste sprintster van deze eeuw, misschien zelfs aller tijden.

Op de 100 meter heeft Fraser-Pryce (29) inmiddels drie wereldtitels veroverd, naast twee olympische hoofdprijzen. In Rio aast zij op haar derde gouden plak op rij. Dat is nog geen vrouw gelukt sinds 1928, de eerste keer dat vrouwen mochten meedoen aan de sprintafstand.
Zij lijkt ertoe in staat. Ze heeft motivatie te over. Ze zou dolgraag eens uit de schaduw treden van Usain Bolt, die zijn successen vrijwel altijd heeft behaald op dezelfde toernooien als zij. Ze aast op verbetering van haar persoonlijke record van 10,70. En ze weet dat alleen titels haar positie als beste sprintster aller tijden kunnen bekrachtigen.

Het wereldrecord van 10,49 is buiten bereik. Die omstreden tijd liep de Amerikaanse Florence Griffith-Joyner in 1988, officieel zonder rugwind (0.0 volgens de windmeter). In werkelijkheid had ze naar alle waarschijnlijkheid baat bij een fikse windvlaag mee; volgens een IAAF-rapport uit 1995 woei het 5 tot 7 meter per seconde.

Fraser-Pryce behoort tot een categorie sprinters die oud-atletiekcoach Henk Kraaijenhof omschrijft als 'bloeiers'. Anders dan de 'buigers' en de 'brekers' bezwijkt zij niet onder druk. Ze heeft spanning nodig om tot haar beste prestaties te komen. Van de zes mondiale finales sinds 2008 won Fraser-Pryce er vijf overtuigend. Haar winnende tijden varieerden in al die races nauwelijks: van 10,71 tot 10,78.

Mocht Fraser-Pryce onverhoopt falen, dan staat een mogelijk opvolgster al klaar: trainingsgenoot Elaine Thompson. Zij werd bij de WK atletiek, vorig jaar, door hun coach Stephen Francis buiten de Jamaicaanse ploeg gehouden. Naar verluidt omdat zij een bedreiging zou kunnen vormen voor de olympische kampioene. Bij de olympische trials, afgelopen maand, bleek Thompson in elk geval sneller. Ze versloeg Fraser-Pryce in 10,70.

Goud

De Hollandse groeibriljant

Dafne Schippers oogt in balans. Ze heeft aan een woelig jaar genoeg gehad om te wennen aan het bestaan als bekende Nederlander. Voorbij is de tijd dat de zinsneden van coach Bennema doorklonken in haar verlegen antwoorden. Ze heeft haar stem gevonden.

Ze is openhartig en eerlijk tijdens persconferenties. Ze durft zichzelf te zijn en gaat geen vraag uit de weg. Tegelijkertijd is ze behendig genoeg om potentiële valkuilen te vermijden. Ze doet geen moeite om zich anders voor te doen dan ze is, ook niet als ze in ongemakkelijke situaties verzeild raakt. Bijvoorbeeld als oud-kampioenen, die ze niet kent, komen kennismaken.

Schippers: 'Ik ben niet heel goed in de geschiedenis van atletiek. Als ik het niet weet, dan vraag ik het gewoon. Mooi is wel dat sommige oud-sporters zich voorstellen met een omschrijving van wat ze doen.'
Ze heeft haar doel duidelijk voor ogen. Haar vriend Nick Rotteveel treedt als dj Nicky Romero wereldwijd op voor tienduizenden mensen. Hij leeft 's nachts. Het brengt haar niet in de verleiding om laat naar bed te gaan of trainingen te laten schieten.

Ook met eten is ze streng voor zichzelf. Sinds ze twee jaar geleden een cursus sportvoeding volgde, stelt ze haar eigen dieet samen. Veel eiwitten, veel vers, weinig koolhydraten. Soms kijkt ze met een schuine blik verlekkerd naar een buffet, maar ze houdt zich aan wat ze bedenkt. Via een bloedcontrole laat ze af en toe nagaan of ze van de juiste voedingsstoffen voldoende binnenkrijgt, zoals vitamines. 'Ik voel me fitter en heb meer energie dan ik had. Dat is mijn graadmeter.'
Ze behoort tot een zeldzaam ras, blind voor huidskleur, immuun voor gedateerde denkbeelden. Waarom zou dat in Rio anders zijn?
Ze straalt vertrouwen uit. Ze gelooft in haar talent, ze vertrouwt op haar coaches en ze weet zich veilig bij haar familie en management. Ze is zich bewust van een zeldzame gave. Als zij voor een finale in de startblokken plaatsneemt, dan vindt ze rust. Het gebeurt vanzelf, steeds weer, zonder hulp van een mental coach of sportpsycholoog.

Uit die rust ontstaat een explosie. Op de belangrijkste momenten is die bijna altijd sterker, zuiverder en gerichter dan in trainingen of series. Ze loopt records in finales alsof het vanzelf spreekt. Ze behoort tot een zeldzaam ras, blind voor huidskleur, immuun voor gedateerde denkbeelden. Waarom zou dat in Rio anders zijn?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten