Rembrandt van Rijn: De aanbidding der herders (1646)
Gemeente van Jezus Christus,
Precies 100 jaar geleden. Kerst 1914. Kerst tijdens de Eerste Wereldoorlog. Aan het front in België en Frankrijk liggen de soldaten in loopgraven in de bittere kou. De oorlog is al enkele maanden aan de gang en vele doden zijn gevallen. Maar dan is het Kerstnacht. De kanonnen zwijgen. De mannen denken aan thuis.
Dan horen ze van over de strook niemandsland, achter het prikkeldraad opeens zingen: ‘Silent night, holy night’. En aarzelend antwoorden ze in hun eigen taal ‘Stille Nacht, Heilige Nacht.’ Voorzichtig komen ze uit hun schuilplaatsen en de vijanden ontmoeten elkaar op die zo zwaar bevochten vierkante meters van het front. ‘Frohe Weihnachten’. ‘Merry Christmas’.
Die Kerst zijn ze geen vijanden meer. Op 1e Kerstdag spelen ze zelfs een voetbalwedstrijdje. En daarna weigeren ze de wapens weer op te pakken. Verse troepen worden aangevoerd, die wel willen vechten en de oorlog gaat nog jaren verder…
Een waargebeurd verhaal dat laat zien wat vrede is. Toen de mannen over de vrede van Kerst begonnen te zingen, beseften ze dat vrede niet zomaar een ‘woord’ is. Dat je niet kunt zingen ‘Stille nacht, heilige nacht! Vreed’ en heil wordt gebracht aan een wereld, verloren in schuld;’ en toch op elkaar kunt blijven schieten. Dat woord vrede mag geen theorie blijven, maar daalt neer, wordt werkelijkheid. Dat is de kracht van het woord. En tegelijk ook de zwakheid. Zodra het woord niet meer klinkt, blijft er ook niet veel van over.
Kerst. Het is een woord dat ons verbindt. Iedereen viert Kerst vandaag. Ons land is zo diep doordrongen van de christelijke traditie dat iedereen daar zo zijn kerstgevoel bij heeft. Woorden als vrede, licht, nieuw leven, ze raken ons allemaal. Maar hoe worden die woorden werkelijkheid? Hoe zorgen we dat ze blijven? Hoe landen ze in ons eigen leven, hier in Everdingen?
Met die vragen is Johannes bezig in zijn evangelie. Hoofdstuk 1 vers 1 ‘In het begin was het Woord, en het Woord was bij God en het Woord was God’. Vers 14: ‘En het Woord is vlees geworden.’ Dat is wel een beetje een aparte manier om over Kerst te vertellen, vindt u niet? Het Kerstevangelie van Lukas klinkt ons wat dat betreft gemakkelijker in de oren. Lukas vertelt echt over de geboorte van Jezus in Bethlehem. Dat zijn moeder Maria hem in doeken wikkelde en in de kribbe neerlegde. Dat er engelen kwamen bij de herders met de boodschap: ‘want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die voor heel het volk wezen zal, namelijk dat heden voor u in de stad van David de Zaligmaker geboren is; Hij is Christus, de Heere.’
Ja, dat is een mooi verhaal. Voor veel in mensen in Nederland zomaar een mooi verhaal. Ontroerend. Maar: wat is er van waar? Dat wil Johannes laten zien. Johannes staat er bij stil, denkt erop door. Wat gebeurde daar nu met Kerst? Was dat zomaar een kind dat daar geboren werd? Was Jezus een bijzonder mens, waar we veel van kunnen leren? Of was Hij toch meer? Ja, zegt Johannes, Jezus, dat is de Zoon van God, God Zelf, die mens is geworden zoals wij. ‘God’ dat is nu geen abstract ‘Woord’ meer, geen theorie. God is niet iets vaags en ver wegs, maar God is dichtbij gekomen. God is mens geworden. Dat is Kerst!
Dat is nogal wat, hè? Johannes neemt echt stelling. Wij, moderne mensen, vragen dan al snel: ‘O ja? Johannes? Hoe kom je daarbij? Hoe wil je dat bewijzen?’
Als het gaat over God, dan zijn wij ‘postmodern’, zoals dat heet. God, dat heeft alles te maken met gevoel, met geloof. En altijd met een beetje onzekerheid. Wij geloven hier in de kerk in God. Maar we hebben geen bewijzen, geen vaste grond onder de voeten. De een gelooft het wel, de ander gelooft het niet. Veel mensen zijn tegenwoordig ‘agnostisch’, dat is: ervan overtuigd dat geen mens de waarheid over God in pacht heeft. Als het goed voelt, als je er baat bij hebt, als het je verder helpt, dan is er niets mis mee. Absolute zekerheid, daarentegen, verbinden we in onze tijd al snel met fundamentalisme en extremisme. Dat is gevaarlijk…
Toch is het een vraag die we graag zouden willen beantwoorden: Kan ik God echt kennen? Kan ik zeker zijn van Hem? Zonder twijfel?
Toen dit evangelie geschreven werd, was het eerder het tegenovergestelde: De joden in de tijd van Johannes waren aardig zeker van hun zaak. Ze hadden immers het ‘Woord van God’? God had in het verleden gesproken, tot Abraham, tot Mozes, tot de profeten! En dat was opgeschreven in de Thora, in het Oude Testament. Heel anders dan voor ons, was het voor hen helemaal geen vraag wie God was. Dat lag allemaal al eeuwen opgeslagen in de schriftelijke en mondelinge traditie van het volk Israël. Daar kon je blind op varen. Bij de heilige teksten van de vaderen zette je geen vraagtekens, alleen uitroeptekens!!!
Johannes sluit daarbij aan ‘In het begin was het Woord’, dat verwijst naar het eerste bijbelboek Genesis, dat ook zo begint ‘In het begin schiep God hemel en aarde.’ En hoe deed God dat? Door het woord, door te spreken: ‘En God zei: ‘Er zij licht.’ En er was licht.’ Het door God gesproken woord had blijkbaar die scheppende kracht in zich. God hoefde maar één woord te spreken en het was er. Zo konden de joden dat al eeuwen lezen in hun Bijbel. Zo kunnen wij vandaag de dag het ook nog lezen.
Maar dat Woord was een dode letter geworden. Men geloofde erin. Men nam het voor waar aan. Men nam het zelfs bloedserieus. De wet van God, de door God gesproken woorden tot Mozes, dat was hun leven. Dat regelde hun hele bestaan. Maar het bleven woorden, theorie. Discussiestof.
God zelf bleef ver weg. Op een afstand. Letterlijk in de tempel in Jeruzalem, waar één keer per jaar de hogepriester het heilige der heilige binnen ging. Johannes zal in de rest van zijn evangelie vertellen hoe dat eraan toe ging. Dat de wetgeleerden en Farizeeën hun mond over God vol hadden, precies wisten wat God van hen wilde, maar ondertussen hard en liefdeloos waren. Ze waren zo zeker van hun zaak, dat God een massief begrip werd. Hard als steen.
‘God’ was voor hen een werkelijkheid. Ja, maar ergens verheven boven de wereld. Niet dichtbij in het eigen leven, niet geland. Het Woord van God, dat schept, dat leven geeft, dat licht brengt, dat levens verandert en vernieuwt, dat mensen roept en raakt, dat was iets van het verleden, van het dikke boek waarin alles vast lag, een heilige tekst, die je niet eens aan mocht raken. Soms kunnen bijbelteksten onder ons trouwens ook zo gebruikt worden, tradities en kerkmuren lijken ook vaak uit graniet gehouwen. En ons hart ook.
Gemeente, dat is een wereld zonder Kerst. Zonder het Woord dat vlees is geworden, dat onder ons woont. Daar wil Johannes met deze introductie op zijn evangelie iets aan veranderen.
Zo mogen we na Kerst niet meer blijven. Zoals die soldaten in de loopgraven, die door het samen Kerst vieren niet meer op elkaar konden schieten. Dat woord ‘vrede’ had hen geraakt, was door hen heen gegaan.
Zo is Jezus Christus het Woord van God dat vlees wordt, dat mens wordt. Jezus was niet zomaar een mens, Hij was de Zoon van God. Pas in vers 17 valt die naam ‘Jezus Christus’, maar in al deze verzen gaat het over Hem. Jezus, die ‘ontstond’ niet pas bij zijn geboorte, nee, zegt Johannes, Hij was al bij God ‘in het begin’, in de eeuwigheid.
Christus heeft zelf deze hele wereld geschapen, vers 3: ‘Alle dingen zijn door het Woord gemaakt, en zonder dit Woord is geen ding gemaakt dat gemaakt is. In het Woord was het leven en het leven was het licht van de mensen.’
Wat wij vertederd het Kerstkind noemen, dat is de Schepper van hemel en aarde, zegt Johannes. De Schepper van het licht. De Schepper van het leven. De bron van alles. Van onze hele wereld. Van elke ster tot elke bacterie, van elke zandkorrel en grasspriet tot oceaan en melkweg. Die is door het Woord, door Jezus gemaakt. En die ligt daar in de kribbe. Onvoorstelbaar.
Ja, inderdaad. Onvoorstelbaar. Onwaarschijnlijk. Ja, zeker onwaarschijnlijk. Zeker in de joodse traditie. Zelfs Mozes, die de wet ontvangen had, die had God niet gezien. Niemand had ooit God gezien. Ze hadden Hem horen spreken. Mozes en de profeten. Maar gezien niet. Er bleef een onoverbrugbare kloof. Een grens tussen Schepper en schepsel. God verscheen altijd in een wolk, een lichtglans, Zijn heerlijkheid. God was te groot en te heilig om direct met mensen om te gaan. Mensen die onheilig waren, ongehoorzaam.
God bleef in zekere zin daardoor altijd wat geheimzinnig, een mysterie. Ja, God sprak van liefde, van goedheid, van gerechtigheid en barmhartigheid, van trouw en geduld. Maar het waren maar woorden… Nu niet meer, zegt Johannes, sinds de geboorte van Jezus verdwijnt die laatste kloof, verdwijnt die laatste geheimzinnigheid rond God. Vers 18: ‘Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die in de schoot van de Vader is, Die heeft Hem ons verklaard.’
Nu weten we dat de woorden van God en over God niet zomaar uit de lucht gegrepen waren, maar echt zijn, werkelijkheid. De wet was door Mozes gegeven, maar de genade en de waarheid zijn er door Jezus Christus gekomen.
Let u op dat meervoud: ‘Het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond, wijhebben Zijn heerlijkheid gezien.’ Johannes zuigt niet zomaar wat uit zijn duim. Hij beroept zich op het getuigenis van Johannes de Doper, de grootste profeet die Israël ooit heeft gehad, maar vooral ook op zijn eigen ervaring, en de ervaring van de kring van de discipelen. Heel het evangelie van Johannes is één getuigenverslag.
Dit is de waarheid, zegt Johannes. Ik heb het zelf gezien, ik heb Jezus zelf gekend. Ik heb in Hem God ontmoet. Vol van genade en waarheid. Nu ken ik God ten diepste. In de woorden die Jezus sprak, de tekenen die Hij deed, en bovenal in het offer dat Jezus bracht aan het kruis, heb ik Zijn genade geproefd. Een onmenselijke genade, een Goddelijke genade, die alle verstand te boven gaat.
Daarmee wordt het Woord van vroeger niet achterhaald. Ook onze Bijbel niet. Nee, Kerst is het ankerpunt van de Bijbel in onze echte wereld, bij ons mensen, in onze geschiedenis. Het is geen dode letter, maar levende werkelijkheid. De Bijbel is geen ouderwets, achterhaald boek, waarmee gerommeld is, zoals veel mensen denken. Nee, Kerst bewijst de waarheid ervan. Jezus Christus bewijst de waarheid ervan. Jezus toont ons het hart van God, de God van Israël, de God van de Bijbel. Zonder twijfel. Absoluut zeker! God houdt Woord.
Heerlijk is dat! Vandaag mag ik het u, jou en mezelf, in alle vreugde verkondigen. God is geen theorie, niet iets vaags. Wij vinden Hem in het Kerstkind. Hij is onze God. Jezus is onze God. Hij is het ankerpunt van ons leven.
Als iedereen dat nou maar eens geloofde…
Je proeft in dit eerste hoofdstuk van Johannes iets van teleurstelling, strijd en verlangen. Teleurstelling omdat een groot deel van zijn eigen volk, het joodse volk, Jezus niet als Messias aanvaard heeft. Vers 10-11 ‘Hij was in de wereld en de wereld is door Hem ontstaan en de wereld heeft Hem niet gekend. Hij kwam tot het Zijne, maar de Zijnen hebben Hem niet aangenomen.’
Heel beeldend vertelt Lukas dat al met het verhaal dat er voor het Kerstkind geen plaats was in de herberg en alleen een kribbe overbleef. Mattheus vertelt het verhaal dat Jezus al snel na zijn geboorte moest vluchten voor Herodes.
Maar ook later ging het zo: Veel joden konden Jezus niet accepteren als hun God. In hun eigen plaatje wat ze van God hadden, was Hij hoog en verheven. Ze konden dat niet verbinden met die eenvoudige timmerman uit Nazareth. Hoeveel wonderen hij ook deed, hoeveel preken hij ook hield. Het wilde er bij hen niet in, dat Hij Gods Zoon, het Eeuwige Woord, zou zijn. Dat was voor hen bijna heiligschennis, godslastering. En om die reden werd Jezus dan ook gekruisigd…
En geef toe: Ook voor ons is het toch best een gek idee. In onze tijd slikken we dat toch ook niet als zoete koek: God als mens op aarde. Jezus als wijsheidsleraar, als goed mens, ok. Maar God met ons? Dat is voor Johannes een groot verdriet geweest. En dat is nog steeds het verdriet van de kerk. Dat Christus’ eigen volk Hem niet accepteert. En breder: Ik denk dat Johannes hier niet alleen het jodendom op het oog heeft, maar al de mensen, al de volken. Juist met Kerst mogen we best het verdriet voelen dat 2000 jaar later velen Jezus nog niet geaccepteerd hebben als God.
Maar dieper dan het verdriet zit onze vreugde als we meelezen in vers 5: ‘En het licht schijnt in de duisternis, en de duisternis heeft het niet begrepen.’ Ja, die duisternis is er, die zien we om ons heen in de ellende van de wereld. De gebrokenheid. Ten diepste in het ongeloof. Dat mensen los van God leven. ‘Maar de duisternis heeft het niet begrepen’, beter is de vertaling: ‘de duisternis heeft het niet gegrepen, niet gewonnen.’
Dat het Kerstkind, Jezus, verworpen werd en gekruisigd, dat was niet het einde, wil Johannes maar zeggen: Die duisternis heeft niet gewonnen. Het werd Pasen. Jezus stond op uit de dood. De dood kon God niet gevangen houden. Zelfs die diepste duisternis van het graf hield geen grip op Hem. Johannes heeft Jezus ontmoet op de 1e Paasdag. Het licht dat met Kerst in de wereld kwam, is het licht van de wereld gebleven.
En er zijn mensen geweest die Hem toen wel geaccepteerd hebben. Johannes schrijft dit 50 jaar later, als hij een oude man is. De kerk van Christus is gegroeid. In alle grote steden van het Romeinse rijk zijn christelijke gemeenten ontstaan. Langzaam maar zeker komt er meer licht in het duisternis van het heidendom, in het leven van mensen. Want door Christus, ziet Johannes, worden mensen nieuwe schepselen, de macht van het Woord, waardoor heel de wereld is ontstaan, is de macht van Jezus Christus. Bekering, vernieuwing, wedergeboorte: Jezus maakt mensen nieuw, maakt mensen kinderen van God. Zo zegt hij in vers 12: ‘Maar allen die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven kinderen van God te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven;’
Door het accepteren, aannemen van Jezus als Christus als God zelf, wordt dat ook echt werkelijkheid. Kerst is dan niet meer zomaar een woord. Vrede, liefde, leven, licht. Jezus vult er ons leven mee. Echt! Het zijn niet zomaar woorden die boven ons leven blijven zweven. Het wordt waar. Het wordt werkelijkheid voor ieder die in Hem gelooft. God houdt Woord.
Daarin zit het verlangen van onze tekst, ja van het hele evangelie van Johannes. Over Johannes de Doper schrijft hij in vers 6: ‘Er was een mens door God gezonden; zijn naam was Johannes. Hij kwam tot een getuigenis, om van het licht te getuigen, opdat allen door hem geloven zouden.’ Dat is het doel! Zo rond Johannes zijn evangelie af in hoofdstuk 20 ‘Jezus nu heeft in aanwezigheid van Zijn discipelen nog wel veel andere tekenen gedaan, die niet beschreven zijn in dit boek, maar deze zijn beschreven, opdat u gelooft dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en opdat u, door te geloven, het leven zult hebben in Zijn Naam.’
Dat is het verlangen van Kerst: het wordt pas echt Kerst als wij dat durven geloven.
Kerst. Dat gaat over de geboorte van een kind, lang geleden, in Bethlehem. Een jongen. In een kribbe. Zoon van Jozef en Maria. Jazeker. Maar Kerst, dat gaat ten diepste over de geboorte van nieuw leven, vandaag, in uw en mijn hart. Sterker nog: Zónder Kerst, zonder het Woord dat vlees wordt, is er geen leven. In de Eerste Wereldoorlog ging na Kerst de gruwelijke strijd gewoon door. Waarom? Omdat er nog mensen waren, die God niet kenden, die het Kerstkind niet kenden. Daardoor bleef hun hart vol hoogmoed, vol haat, vol trots. Waarom is onze wereld nog steeds vol van die dingen? Omdat er nog mensen zijn die Jezus moeten accepteren, die nog in Hem moeten geloven.
En laten we dat vooral niet teveel aan andere mensen verwijten, maar dichtbij onszelf houden. Zelfs tijdens onze Kerstdiners kan er in de familiekring onenigheid zijn. Stoelen die leeg blijven, omdat we in onmin leven met broer, zus, kinderen of ouders. Of, de andere kant, we hebben het zo goed samen met de familie, met vrienden, dat we helemaal vergeten dat die buurvrouw, die collega, alleen zit. En dat is dan nog met Kerst. Hoe is het in ons leven als het kerstgevoel weer voorbij is? Gaat het leven dan vaak niet op de oude voet verder?
Gelukkig ben je als je vandaag het Woord vlees laat worden. Als je Jezus accepteert als je God. Dan gebeurt wat beschreven staat in vers 12-13: ‘Maar allen die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven kinderen van God te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven; die niet uit bloed, niet uit de wil van vlees en ook niet uit de wil van een man, maar uit God geboren zijn.’
Als je Zijn Woord laat doordringen, Woorden die licht brengen in de donkerste hoeken van je leven. Daar waar het nog doods is en kil. Daar brengt Hij leven en licht en warmte. Die woorden hebben we nodig.
En die woorden vinden we in de Bijbel. Heel concreet. God werd mens. Johannes zag het, schreef het op: Het Woord van God werd mens. En toen werd het weer woord! Daarmee is het woord gelukkig niet vervluchtigd, maar juist bij ons gebleven. Een getuigenis dat de eeuwen verduurt. En dit Woord, de Bijbel heeft die levenbrengende, scheppende kracht van Christus in zich om ons nieuw leven te brengen. De Bijbel is geen dode letter waaraan wij kunnen twijfelen. Jezus Christus heeft met Zijn leven en bloed de waarheid ervan aangetoond. Dat is geen theorie, het is het leven zelf.
Kerst is het ankerpunt van ons geloof. Al die woorden uit de Bijbel, die woorden van God, die blijken waar. God houdt Woord. In Jezus Christus laat God zich in Zijn hart kijken. Een hart vol genade en waarheid.
Amen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten