vrijdag 23 november 2018

GROENE(2017) ANALYSE GESCHIEDENIS / ZWARTE PIETEN DEBAT: Stephen Sanders - Blackface & Zwarte Piet = De goedgemutste slaaf / ACHTERGROND / EVEN NADENKEN /




Thomas Rice als Jim Crow in het Bowery Theatre, New York, 1833 (Afb: overgenomen van 'Blackpast.org, originele artikel   ---  Hier  ---' )







Blackface en Zwarte Piet

De goedgemutste slaaf



In de negentiende eeuw schminkte de blanke Amerikaanse komediant Thomas Rice zichzelf om tot de zwarte stalknecht Jim Crow en trok langs de theaters. Is de Nederlandse Zwarte Piet een rechtstreekse afgeleide van deze blackface-cultuur?


Hoogste tijd om een stap opzij te doen en terug te gaan naar het verleden, een verleden nog voorbij het goedheilig jaar 1850, toen de Amsterdamse onderwijzer Jan Schenkman zijn kinderboek Sint Niklaas en zijn knecht publiceerde.

Op een ander continent loopt rond 1825 een blanke Amerikaanse jongeman rond in wat dan bekend staat als het commerciële district van New York, de Lower East Side. Het is een buurt waar zowel blanken als (vrije) zwarten wonen, en beide groepen hebben gemeen dat ze niet tot de welvarende stand van de stad behoren. Thomas Rice moet zijn zwarte medeburgers dagelijks zijn tegengekomen, het straatbeeld daar is dan al multiraciaal. De bevolking bestaat uit kleine handelaren, 
ambachtslieden en een groot aantal ‘gelukzoekers’ die hun heil in de metropool hopen te vinden.
Thomas Dartmouth Rice, zoals zijn volledige naam luidt, heeft weinig opleiding gehad, als tiener vindt hij even emplooi als houtbewerker, maar dan ontdekt hij een talent dat meer hout snijdt: hij is in staat mensen te amuseren en te entertainen. Je zou Thomas Rice een stand-up comedian avant la lettre kunnen noemen. Hij vertelt verhalen en anekdotes, de kring van toehoorders groeit en groeit, er volgt applaus, en soms ook wat geld. De jongeman die een matig houtbewerker was heeft zijn roeping gevonden. De jonge heer is een acteur, een man van het theater.
'Sint Kama', Kamagurka uit de Groene Amsterdammer 29-11-2017


Hij is nog net geen twintig wanneer Thomas Rice besluit zijn grenzen te verleggen, letterlijk, door op tournee te gaan – al klinkt dat wat grandioos voor een man in z’n eentje op reis zonder impresario of roadies. Hij verlaat New York en trekt rond in de zuidelijke staten – dit alles nog ruim voor de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865) en de afschaffing van de slavernij. Zijn grootsteedse bravoure valt op in de landelijke streken, hij is duidelijk niet from the South en zo blijft het ook onduidelijk uit welke sociale laag die Rice afkomstig is. Hij kent een bescheiden succes met zijn conference over George Washington, de eerste Amerikaanse president (van 1789 tot 1797), over wie Rice allerhande intimiteiten debiteert. George Washington zou namelijk een zeer goede vriend van zijn vader zijn geweest. First hand information. Het publiek smult.

Maar zijn eigenlijke ‘fortuin’ vindt Rice gewoon in de straten in het zuiden: daar komt hij veelvuldig in aanraking met slaven en slaafgemaakten, zo afkomstig van de plantages. Rice moet meteen het grote verschil hebben opgemerkt tussen deze mensen en de zwarte New Yorkers die hem vertrouwd waren. Hij wordt een niet onverdienstelijk imitator van hun taal, het plantage-Engels, hij maakt zich de bewegingen en danspassen eigen, die hij als ‘typisch zuidelijk zwart’ herkent, en begint de deuntjes en de liederen te herkennen die hij onderweg hoort.

Thomas Rice is bezig al rondtrekkend een ongediplomeerde antropoloog van de zuidelijke zwarten te worden. Vast staat dat hij rond 1830 op het toneel staat in Louisville, Kentucky, waar hij als de blanke man met het zwart geschminkte gezicht, bewerkt met gebrande kurk, een personage op de planken zet dat hij Jim Crow heeft gedoopt. Thomas Rice heeft zijn succesformule gevonden en die heet kortweg: blackface.

Rice zelf heeft in interviews altijd beweerd dat hij ‘zijn’ Jim Crow letterlijk op straat heeft gevonden. Aan de achterkant van het theater in Louisville was een balkon, waar de acteurs zicht hadden op de stallen waar slaafgemaakten als knechten werkten. Naar eigen zeggen raakte Rice gefascineerd door één man in het bijzonder: een oudere, zwarte stalknecht met een mank been en een misvormde schouder. Terwijl hij zijn dagelijkse werkzaamheden verrichtte zong hij en voerde een kreupel dansje uit. Rice moet op een goede dag op de man zijn afgestapt, die Jim bleek te heten en die volgens de overlevering toebehoorde aan ene Mister Crow. Zo zou Rice aan zijn toneelpersonage Jim Crow zijn gekomen, een naam die later een belangrijke rol in de Amerikaanse geschiedenis zou gaan spelen via de beruchte ‘Jim Crow’-wetten – vernoemd, wrang genoeg, naar deze anonieme zuidelijke slaaf.

'Sint Kama', Kamagurka uit de Groene Amsterdammer 29-11-2017
Maar op dit moment is Jim Crow nog een zwarte stalknecht te Louisville, en Rice de man die zijn ideale ‘typetje’ heeft gevonden. De gelapte schoenen, de verweerde oude jas en de strooien hoed van Jim Crow neemt Rice precies zo over op het toneel, en ook het lied en het dansje van de man worden door de acteur geperfectioneerd. Het zal de grootste hit worden van Thomas Rice, de buitgemaakte act van een zwarte slaaf uit het zuiden die bekend komt te staan onder de titel Jim Crow Jump. ‘Weel about and turn about and do jis so/ Eb’ry time I weel about I jump Jim Crow.’

Rice schminkt zijn gezicht zwart, zet een grote zwarte pruik met krullen op zijn hoofd, daaroverheen de strooien hoed en een sensatie is geboren. Vervolgens gaat Rice met zijn Jim Crow-creatie naar New York, waar hij zo’n jaar of tien zal optreden in het Old Park Theatre – al die tijd uitverkochte zalen. De performer wordt rijk en beroemd, hij treedt zelfs op in Londen. In 1838 noteert The Boston Post: ‘De twee meest populaire figuren in de wereld van nu zijn koningin Victoria en Jim Crow.’

Denk vooral niet dat jullie gelijk zijn aan blanken – ook al kleed je je nog zo verfijnd, en zijn je manieren grootsteeds

Andere zwart geschminkte blanke acteurs zetten het Jim Crow-personage ook op het repertoire. Rond 1840 duiken overal de zogenoemde Minstrel Shows op, ensembles van black faced acteurs die het leven van de zuidelijke zwarte slaven parodiëren. Bij het geluid van de banjo, met tamboerijn en been-castagnetten, wordt er gezongen in het ‘neger-Engels’. Steeds snijdender wordt het stereotype: Jim Crow is dom, kinderlijk, onnozel. Zo’n slaaf die telkens probeert watermeloenen te stelen en die er tegelijkertijd een onverklaarbare liefde voor zijn meester op nahoudt. De schrijfster Toni Morrison spreekt in dit verband van ‘romancing slavery’, de roze gloed die aan slavernij wordt toegevoegd. Jim Crow wordt in die jaren een naïeve hansworst die zich niet alleen schikt in zijn slavenbestaan, maar die ook nergens anders voor geschikt is.

Thomas Rice valt de dubieuze eer toe door zijn opvolgers beschouwd te worden als de vader van de blackface-performance. Tot het einde van de negentiende eeuw zullen de Minstrel Shows onverminderd populair blijven. Rice is dan al dood, hij sterft in 1860. Zijn collega-perfomers brengen dan geen eer aan Thomas Dartmouth Rice, maar aan Thomas ‘Daddy’ Rice, de bedenker van een genre, de vader van de Minstrel Show, de eerste die de goedgemutste, slaafgemaakte neger op het toneel bracht.

Rice’s performance kun je met een beetje goede wil nog als ‘naïef’ afdoen. Zo kende hij ook een blackface-act van een vrije ‘negerdandy’, waarin de man zingt: ‘An’ I caution all white dandier not to come in my way/ For if dey insult me, dey’ll in the gutter lay.’ Hier klinkt de stem van een zelfbewuste zwarte man, die niet van plan is zich ondergeschikt te maken aan zijn blanke landgenoten. De echte naargeestige, want politiek racistische toon wordt getroffen door Rice’s opvolgers. Zij vormen ook zijn ‘negerdandy’ om tot een verwaande zwarte man, die bekend komt te staan als Zip Coon: een aanmatigend figuur, een ‘uppity black’ zogezegd, die zich veel deftiger en eloquenter voordoet dan hij kan waarmaken. Zip Coon groeit dan uit tot een waarschuwing aan alle vrije zwarten: denk vooral niet dat jullie gelijk zijn aan blanken – ook al kleed je je nog zo verfijnd, en zijn je manieren grootsteeds.

Het gebeurt in de negentiende eeuw vaker dat nieuwkomers in de Amerikaanse samenleving, zoals de Ieren en Italianen, in karikatuurvorm op de Amerikaanse podia belanden. Stereotypering is een lot dat bijna elke migrant voor kortere of langere tijd wacht. Met dit verschil: zwarte Amerikanen waren uiteraard geen migranten, maar mensen die tegen hun wil naar het Amerikaanse continent waren gehaald en er van meet af aan deel van uitmaakten. En, niet onbelangrijk: de karikatuur van Jim Crow zal veel langer standhouden dan de andere etnische stereotyperingen. Jim Crow wordt synoniem met de slaaf, de neger, de tweedehands mens. In een machtige beweging komen zo alle zwarte Amerikanen, slaafgemaakten en vrijen, onder verdenking te staan van een onverbeterlijke onnozelheid, die vraagt om een ferme blanke hand.

Eerder schreef ik in De Groene een profiel van Uncle Tom, de religieuze, intens goedmoedige en moreel gedreven slaaf die Harriet Beecher Stowe tot haar hoofdpersoon maakte in haar roman, die bedoeld was als een aanklacht tegen het slavernijsysteem. In latere bootlegversies voor het toneel, waarin Uncle Tom door black faced acteurs wordt gespeeld, zal de aard van Tom veranderen; in populaire Minstrel Shows verschijnt de man als infantiel, goedgelovig en onnozel, een groot kind dat ouderlijke, blanke begeleiding nodig heeft. Stowe’s aanklacht tegen slavernij wordt zo omgevormd tot een bewijs dat slavernij nodig is en onontbeerlijk – juist voor de Uncle Toms van de wereld.

Ook Jim Crow ondergaat in de loop van de jaren deze ideologische spoeling en eindigt als de naamgever van het dubieuze Jim Crow-wettenstelsel dat de zuidelijke staten na hun nederlaag tijdens de Burgeroorlog invoerden om zwart en blank toch gescheiden te houden, gesegregeerd, als in de ‘goeie ouwe slaventijd’. Jim Crow stond voor de aangeboren inferioriteit van de ‘neger’, en het feit dat zo iemand zijn nederige plaats moest kennen. Zo voerde de stad New Orleans in 1890 gescheiden treinvervoer in voor blanken en zwarten, met een beroep op Jim Crow. Er zouden tal van maatregelen volgen, van aparte ingangen voor theaters, een verbod op toegang tot ‘blanke’ restaurants en gescheiden drinkfonteintjes.

Alle blackface-varianten van Jim Crow tot Uncle Tom krijgen een uitgesproken politieke lading in de aanloop naar, tijdens, en na de Amerikaanse Burgeroorlog, wanneer de zuidelijke staten zich vastbijten in hun recht om slaven te houden voor hun plantage-economie.

De lijn van blackface naar Jim Crow naar ontmenselijking en onderdrukking van zwarte Amerikanen is niet moeilijk te trekken. Ook het idee dat een ‘neger’ ten diepste een slaaf is en blijft, ook als hij vrij is, valt aan de hand van Jim Crow te legitimeren. Jim Crow is de negerslaaf, zonder zijn slaaf-zijn stort het personage in.

Toch heeft ‘blackface’ op een bittere manier ook voor mogelijkheden gezorgd: zwarte acteurs die tot een blank publiek wilden doordringen konden die stap lange tijd alleen maar maken wanneer zij aan blackface deden. Zo’n zwarte man schminkte zich dan zwart, en kon daarna in een ‘gemengd’ gezelschap optreden. Een ander dubbelzinnig voorbeeld is William Henry Lane, de zwarte entertainer die midden negentiende eeuw de tapdance bedacht. Hij begon noodzakelijkerwijs als blackface, maar oogstte zo veel succes dat hij later ongeschminkt het toneel op kon. Kleine dubbelzinnigheden in een verder ondubbelzinnig racistisch verleden.

Op Schiphol is Zwarte Piet al jaren uit den boze: de directie is als de dood haar wereldreizigers voor het hoofd te stoten

De grote vraag: is de Nederlandse Zwarte Piet een rechtstreekse afgeleide van de blackface- en Minstrel-cultuur zoals die in de Verenigde Staten en trouwens ook in Groot-Brittannië opgeld deed?
Die lijn is veel minder vanzelfsprekend dan anti-Zwarte-Piet-activisten willen doen geloven, en veel minder vergezocht dan de pro-Zwarte-Piet-brigade in Nederland wil zien. Er is die overdonderende overeenkomst die Amerikanen en Britten meteen opmerken, en die ze als een graat in de keel steekt: blanke man schminkt zich zwart, tot en met zijn hals en handen aan toe, en hangt de neger uit. De neger die ook nog eens knecht is. Dit is blackface: geen twijfel mogelijk. En blackface staat voor het slavernijsysteem, voor de Jim Crow-wetten, voor de segregatie van blank en zwart die de jure pas werd afgeschaft met de ondertekening van de Voting Rights Acts in 1965 (!).

Meer dan een eeuw sijpelden het stereotype van Jim Crow en blackface door in de populaire Angelsaksische en ook Europese cultuur, via (stomme) films, advertenties, toneel en variété (Broadway), stripboeken en huishoudelijke verpakkingen. Een veelzeggend voorbeeld: van 1958 tot 1978 zond de bbc in Groot-Brittannië met veel succes The Black and White Minstrel Show uit. Light entertainment werd het genoemd. Er waren blanke countryzangers en zwart geschminkte blanke acteurs – blackfaces kortom. Het geheel werd op smaak gebracht met zang en dans en uitbundige kostuums. In de kerstaflevering uit 1981 van de roemruchte comedyserie Are You Being Served komt een blackface-personage voor. Een en ander behoort veel minder tot een lang begraven verleden dan velen willen geloven.

Blackface geeft de illusie dat zwarte mensen aanwezig zijn en tot het publieke domein behoren, in reclames en films, terwijl meteen ook de geruststelling wordt gegeven dat alles maar een spel is, een farce. Ook die zwarte man is gewoon, vanzelfsprekend blank. It’s a white world, in the end.

Dat het fenomeen blackface zoveel doordringender is geweest in de Angelsaksiche (en Caribische) wereld dan in de continentaal Europese, heeft alles te maken met de aanwezigheid van zwarte bewoners in een land. In Amerika was het blanke publiek bekend genoeg met de ‘neger’ om de karikatuur meteen te herkennen en te begrijpen. Ook Groot-Brittannië kende, veel eerder dan continentaal Europa, zijn zwarte migranten, die op hun beurt weer Britse staatsburgers werden. Het blackface-fenomeen was in die landen op grotere schaal aanwezig dan in Nederland, maar ook het protest tegen blackface greep veel eerder om zich heen, vanwege een kritische massa van zwarte Britten, afkomstig uit Afrikaanse landen en het Caribisch gebied, die zich vernederd en geridiculiseerd zagen.

Vandaar de onthutste en zelfs uitgesproken agressieve reacties die Sunny Bergman oproept in haar documentaire Zwart als roet (2014), wanneer zij als Zwarte Piet in een Londens park wandelt. Zou je dat dramatische effect naar Nederland willen vertalen, dan moet je denken aan een groepsverkrachting in een winkelstraat. ‘Onze’ Zwarte Piet geldt aan de andere kant van de Noordzee nu als aanstootgevend en volledig onacceptabel. Ook op ons eigen internationale stukje Nederland, op Schiphol, is Zwarte Piet al jaren uit den boze: de directie is als de dood haar wereldreizigers voor het hoofd te stoten.

Het is waarschijnlijk dat Zwarte Piet een veel minder rechtstreekse relatie met de slavernijgeschiedenis kent dan de Amerikaanse blackface en Jim Crow. Het VN-rapport uit 2015 waarin ‘Black Pete’ een ‘vestige of slavery’ (overblijfsel van de slavernij) wordt genoemd, is op z’n minst onnauwkeurig. Wordt hier Zwarte Piet bedoeld of blackface? Worden ze aan elkaar gelijk gesteld? Alleen al de kleren van Piet, afgezet tegen de vodden van Jim Crow, lijken die stelling te ontkrachten.

Anderzijds: het traditionele Koeterwaals van Piet heeft overeenkomsten met het pidgin-Engels van Jim Crow. Misschien gaat de herkomst van Zwarte Piet historisch terug tot de Moren; misschien vormen landlopers en vagebonden de inspiratiebron, of een zwarte inlandse duivelsfiguur. Vast staat dat een toenemend aantal zwarte, gekleurde en ook blanke Nederlanders niet meer onbeschaamd en onschuldig naar dit fenomeen kan kijken. En onschuld valt maar één keer te vergeven, die komt niet weerom.

Ook als de inborst van Zwarte Piet niet intrinsiek racistisch zou zijn is deze figuur bezig dit land te ontgroeien. En wel omdat Nederland veranderd is, en inmiddels geen officieuze ‘staatskleur’ (blank) meer kent. Zwarte Piet is misschien niet begonnen als omineuze figuur, hij is het wel geworden.
Er zullen etymologen zijn die heel precies het verschil tussen Zwarte Piet, blackface en Jim Crow gaan uitpluizen. En misschien valt er voor een van beide kampen, pro- en anti-Zwarte Piet, een heilig gelijk te vergeven. Het zal het gelijk zijn van de voetganger die overreden wordt door een automobilist, terwijl hij toch echt op een zebrapad stond. Hij zal rusten in zijn gelijk. In de vergelijking tussen Zwarte Piet en blackface is praktisch gesproken deze inductieve redenering van belang, die in het Engels ook wel bekend staat als de duck test. ‘If it looks like a duck, swims like a duck, and quaks like a duck, then it probably is a duck.’



















Geen opmerkingen:

Een reactie posten