In zijn nieuwe boek vertelt Dave Eggers het levensverhaal van een Soedanese vluchteling. Hoe de overbekende ellende een nieuwe sociale én literaire dimensie krijgt.
Zo klinkt Valentino Achak Deng:
‘Ik ben in mijn leven op vele manie- ren geslagen, maar nooit met de loop van een geweer. Ik heb het geluk dat ik vaker heb zien lijden dan dat ik zelf heb geleden, maar toch: ik ben uitgehongerd, ik ben geslagen met stokken, met kabels, met bezems en stenen en speren. Ik heb vijf mijl gereden in de laadbak van vrachtwagen die vol lag met lijken. Ik heb te veel kleine jongens zien sterven in de woestijn, bij sommigen was het alsof ze gingen zitten om te slapen, anderen stierven na dagen van waanzin. Ik heb drie keer gezien hoe jongens werden gegrepen door een leeuw en achteloos werden opgegeten. Ik zag hoe ze van hun voeten werden getild, weg werden gedragen in de kaken van zo’n beest en werden verslonden in het hoge gras, zo dichtbij dat ik de natte, knappende geluiden en het scheuren van hun vlees kon horen. Ik heb een goede vriend van mij zien sterven, naast me in een verongelukte truck, zijn ogen open en zijn blik op mij gericht, zijn leven weglekkend uit een holte die ik niet kon zien. En toch, nu ik uitgestrekt over de bank lig en mijn hand nat is van het bloed, merk ik dat ik Afrika mis. Ik mis Soedan, ik mis de brullende grijze woestijn van noordwest Kenia. Ik mis het gele niets van Ethiopië.’
Zo klinkt Valentino Achak Deng. Of beter: zo klinkt Dave Eggers (1970) in zijn nieuwe roman What is the What, waarin hij zich met Valentino Achak Deng vereenzelvigt. Het boek is het gefictionaliseerde levensverhaal van deze voormalige ‘Lost Boy’, zoals de op drift geraakte kinderen uit de Soedanese burgeroorlog werden genoemd (zie kader). Hij belandde uiteindelijk in Amerika. Eggers heeft Deng langdurig geïnterviewd en is met hem teruggegaan naar Soedan. Het resultaat is een boek met een vertelstem waar je wel naar moet luisteren.
In Eggers’ versie is Dengs Afrikaans-Engels formeel, soms zelfs omslachtig. Het zit vol understatements en beleefdheidsformules, vaak juist als er sprake is van onvoorstelbaar hevige emoties of schokkende gebeurtenissen. Dit hoffelijke, over-volledige boekhouders-Engels maakt het verhaal persoonlijk en authentiek, het is alsof je deze man hoort praten. Tegelijk geeft het een episch karakter aan zijn relaas, zoals in de opsomming van alle manieren waarop de hoofdpersoon is geslagen – een homerische cataloog uit de hedendaagse werkelijkheid van een burgeroorlog.
Praat en denkt Valentino Achak Deng echt zo? Dat kan natuurlijk heel goed, maar na te gaan is het niet – het is onduidelijk hoeveel van deze stem Dave Eggers is en hoeveel Achak Deng. Dave Eggers’ naam staat voorop het boek, de naam van Deng pas op bladzijde drie in de ondertitel The Autobiography of Valentino Achak Deng. A Novel. Hoe het ook zit, de stem waarmee ze samen spreken, heeft in elk geval niets van de morele verontwaardiging, de ingehouden woede over onrecht die een westerling er snel in zou leggen. Dit is de stem van iemand die de wreedheid van het leven als een gegeven ziet, de stem van iemand die geen rechtvaardigheid verwacht.
Totdat hij een jaar of vijf, zes is, heeft Achak Deng – ‘Valentino’ komt er later bij – een gewone jeugd in Marial Bai, een handelsknooppunt in het zuidwesten van Sudan. Achaks vader drijft handel. In zijn winkel vertelt hij op een dag de oorsprongsmythe van het Dinka- volk aan een groepje Arabieren: God gaf de Dinka de keuze tussen de koe of de Wat. De Dinka verkozen de koe boven de onzekerheid van de Wat, waarvan niemand weet wat het is.
De murahaleen, dezelfde soort door Khartoem aangestuurde plunderaars die nu als janjaweed Darfur teisteren, eisen evenwel het vee én de Wat. Op een dag komen ze naar Marial Bai en doden en verbranden alles wat Achak ooit gekend heeft. Achak sluit zich aan bij een groepje jongens onder leiding van de naar schatting 18-jarige Dut. Deng leert hoe hij voortaan moet slapen, altijd middenin de cirkel, altijd waakzaam. Soms wordt hij wakker van eenzaamheid en kou en gevaar, dan blijkt de cirkel zich verplaatst te hebben terwijl hij sliep. De jongens lopen soms in kringetjes rond en zijn een makkelijke prooi voor wilde dieren en rebellen. Het sterven neemt algauw bijbelse proporties aan.
In deze vanzelfsprekendheid – de aanvaarding van de gruwelijke Wat, omdat je van kindsaf nooit anders gewend bent – doet What is the What denken aan Abessijnse kronieken van Moses Isegawa, nog zo’n Bildungsroman voor westerlingen over hoe het is om op een helse plek geboren te worden en op jacht te moeten naar een menswaardig leven. Maar Dengs lankmoedigheid is heel iets anders dan de genadeloosheid waarmee de hoofdpersoon in Isegawa’s boek zich met zijn ellebogen en nagels een weg omhoog klauwde van Oeganda naar de Bijlmer. Valentino Achak Deng is geen vechter, hij is een verteller.
Als het boek begint, wordt Deng overvallen en mishandeld in zijn appartement in Atlanta. Vastgebonden en gekneveld begint hij in gedachten zijn verhaal. Een gruwelijk verhaal is het, en een mediageniek verhaal bovendien: onschuldige, katholieke kinderen, opgejaagd door wilde dieren en kwaadaardige arabieren, en een happy ending in de VS. De Lost Boys in Amerika hebben hun verhalen onderling wat op elkaar afgestemd, staat in het boek, om de pers te geven wat zij verwacht. Complexiteiten als het feit dat veel Lost Boys door het Zuid-Soedanese rebellenleger gerecruteerd werden, kunnen beter achterwege blijven.
En gelijk hebben ze. In de verhouding tussen het rijke en het arme deel van de wereld is een verhaal als dat van een Lost Boy niet neutraal. Het is niet simpelweg de manier waarop de ene mens zijn wederwaardigheden deelt met een ander. Het verhaal is materiaal geworden, handel en soms paspoort. Het juiste verhaal kan het verschil betekenen tussen wél een verblijfsvergunning of niet, tussen een nieuwe toekomst krijgen in Amerika, of je dagen slijten in een overvol vluchtelingenkamp. Het juiste verhaal is het verhaal dat de autoriteiten willen horen, dat media willen publiceren en dat het publiek wil lezen. Het is het verhaal dat we hier kunnen begrijpen, een verhaal met daders en slachtoffers, niet al te complex, met een verteller die geen blaam treft.
Zo’n verhaal is What is the What zeker. Alleen: het is niets voor Dave Eggers zich hiervan niet bewust te zijn. Deze schrijver heeft immers zo ongeveer het patent op overbewustzijn. Hij was degene die in het eerste gedeelte van A Heartbreaking Work of Staggering Genius (2000), het boek over de dood van zijn beide ouders en de zorg voor zijn kleine broertje Toph, recensenten in de introductie alvast alle thema’s en motieven uitlegde. Hij was de schrijver die zich in het naschrift ‘Mistakes We Knew We Were Making’ verloor in een verhandeling over welke zinnen uit A Heartbreaking Work verzonnen waren en welke echt. Hij was degene die lezers vroeg; ‘please, trust the motives and hearts of your makers of things.’ Het is iemand die cynici en hokjesdenkers als het ware de toegang tot zijn werk ontzegt.
Eggers is daarnaast iemand voor wie literatuur, journalistiek en community art in elkaar overlopen. Behalve uitgever en oprichter van de tijdschriften McSweeney’s en The Believer, is hij de oprichter van een educatief centrum dat kansarme jongeren met literatuur in contact brengt; hij geeft er ook les. Twee jaar geleden zette hij Voice of Witness op, een serie boeken waarin getuigen van maatschappelijke gebeurtenissen aan het woord komen, in de vorm van lange monologen, door studenten journalistiek geschreven op basis van interviews met de betrokkenen. Er verschenen al boeken met getuigenissen van de slachtoffers van orkaan Katrina, en van ten onrechte veroordeelde gevangenen. Geen journalistiek, eerder een soort contemporaine orale geschiedschrijving.
Het lijkt alsof Eggers zo bezig is om via de traagheid en diepgravendheid van het medium boek de journalistieke en politieke handel in slachtofferverhalen te omzeilen. Het is alsof hij de ruis wil uitschakelen en weer terugwil naar waar het begon: de mens die een wezenlijke ervaring wil delen met een ander. Voor What is the What investeerde Eggers vier jaar in het leven van Deng. Het boek is behalve een ‘Voice of Witness’ ook het verhaal van de ene wees, verteld aan de andere. Lost Boys onder elkaar.
Natuurlijk, Valentino Achak Deng is een schuldloos goed slachtoffer van het anonieme kwaad van ramp, oorlog en overheid, zoals de anderen uit de Voice of Witness-serie dat zijn; er zit geen morele ambiguïteit in zijn verhaal. Anderzijds geeft zijn relaas, waarin Eggers grote stukken Soedanese geschiedenis verwerkt, reliëf aan het type onoverzichtelijke oorlog dat Afrika deze decennia teistert: onder het mom van etnische of raciale tegenstellingen worden conflicten om land en grondstoffen uitgevochten via het terroriseren van de burgerbevolking. Het toont ook het scala van ontheemding dat deze geglobaliseerde wereld kenmerkt; van het stoffige, permanente transit van een vluchtelingenkamp tot de anonimiteit van een huurappartement in Atlanta. Een wereld waarin mensen elkaars geschiedenis niet kennen.
Af en toe glimpt er overigens wel vertwijfeling en opstandigheid door dat formele Engels. Maar Deng is een lid van het Dinka-volk tenslotte, geen Amerikaan die opgroeide in een cultuur van emotioneel exhibitionisme. Dit is niet iemand die het achterste van zijn tong laat zien. Het draait in What is the Whatdan ook meer om Dengs lotgevallen dan om zijn innerlijk.
Dat is één van de redenen waarom je dit boek heel goed een epos kunt noemen, een woord dat, toegegeven, in recensies vaak nogal lukraak wordt gebruikt voor boeken van meer dan driehonderd pagina’s. Maar hier past het nu eens echt, omdat Eggers op homerische wijze een chaotische hel als die bij de rivier de Gilo kan overzien, een Guernica in Ethiopië, waar een meedogenloze slachtpartij wordt aangericht onder de weerlozen in een Soedanees vluchtelingenkamp. En omdat de hindernissen die vluchtelingen nemen in hun zoektocht naar een menswaardig bestaan, in ons deel van de wereld zo onvoorstelbaar zijn, dat ze als vanzelf epische trekken krijgen.
Tegen de tijd dat we Valentino’s verhaal verwerkt hebben, is hij losgemaakt door zijn kamergenoot en naar het ziekenhuis gebracht, waar hij zijn relaas op dezelfde manier, in zijn gedachten, heeft verteld aan een verpleger, tijdens het lange wachten op een hersenscan. Het laatste deel horen we terwijl Valentino aan de receptie zit van de fitnessclub waar hij werkt. In gedachten praat hij tegen de foto’s van de klanten, die op het beeldscherm van zijn computer verschijnen als hij hun toegangspas erdoor haalt. De klanten weten van niets, ze gaan hun gewone gang, maar Valentino vertelt verder. ‘Ik zal verhalen vertellen aan wie wil luisteren en aan wie niet wil luisteren, aan mensen die me opzoeken en aan wie van me wegloopt’, besluit hij. ‘How can I pretend that you do not exist? It would be almost as impossible as you pretending that I do not exist.’
Dit is Eggers in een notendop. Niet gehoord worden is de uitgekauwde frase voor de talloze oorlogsverhalen die we dagelijks op ons afgevuurd krijgen, waar we machteloos tegenover staan en die ons alleen daarom al niet lijken te raken. Even naïef als krachtig weet Eggers je zo’n formule opnieuw betekenis te geven. Vastgebonden, wachtend, genegeerd – in de loop van het verhaal dat Valentino vertelt, of beter, verzwijgt, worden die versies van stilstand symbolen van het vluchtelingen-limbo, een onderwereld waarin migranten rondwaren als schimmen.
Het migratiethema is zo oud als de wereldliteratuur, maar een ouderwets epos is What is the What niet. Het is juist erg up-to-date, één van die moderne mengsels van fictie en non-fictie die de emotionele waarheid van een geschiedenis willen overbrengen. Je kunt het zelfs hip noemen, typerend voor een generatie die engagement verknoopt met de goede zaken des levens. Het is lokaal en mondiaal, literair en humanitair. Praktisch idealisme in de vorm van vijfhonderd pagina’s wezenlijke aandacht voor het lot van een ander.
‘True of heart’ was het motto van A Heartbreaking Work of Staggering Genius. Het gaat ook op voor What is the What. Hier vertelt een man alsof zijn leven ervan afhangt, omdat zijn leven ervan afhangt.
'Lost Boys'
.Valentino Achak Deng was een van de ‘Lost Boys’, de vermoedelijk zeventienduizend ontheemde Soedanese kinderen die tijdens de burgeroorlog van het islamitische noorden tegen het christelijk/animistische zuiden (1983-2005) uit hun dorpen werden verdreven; ze doorkruisten soms jaren Zuid-Soedan voordat ze een vluchtelingenkamp bereikten.
.Deng komt met duizenden anderen Soedanezen terecht in Ethiopië, in een kamp aan de rivier de Gilo. Als er in 1991 ook oorlog uitbreekt tussen Ethiopië en Eritrea worden de vluchtelingen met geweld de rivier in gedreven. Een nieuwe zwerftocht volgt.
.Uiteindelijk komt Deng terecht in het uitgestrekte stoflandschap van Noordwest Kenia, waar het Kakuma vluchtelingen kamp onstaat.
.Dit kamp groeit uit tot één van de meest permanente vluchtelingenkampen ter wereld. Het herbergt zo'n 86.000 ontheemden uit negen landen. Deng blijft er tien jaar.
.Vooral Amerikaanse kerken trokken zich het lot van de Lost Boys aan. Uiteindelijk werden vierduizend Lost Boys, onder wie Deng, door de VS opgenomen.
Dave Eggers: What is the What. The Autobiography of Valentino Achak Deng. A Novel McSweeney’s, 475 blz. euro 23,– Vertaald door Gerda Baardman en Wim Scherpenisse als Wat is de Wat. Autobiografie van Valentino Achak Deng. Rothschild & Bach, 532 blz. euro 22,95
GEPUBLICEERD IN:
KUNST & FILM
Geen opmerkingen:
Een reactie posten